terug
|
Laurentiuskerk
De foto op de kaart van de Laurentiuskerk is vanaf de Maerelaan genomen ter hoogte van het huisje van de familie Kunnen. Nu staan hier winkels aan de Maerelaan.
We verlaten het Schoolpaadje en lopen de Antonie Verherenstraat in, om de kerk die daar staat, eens nader te bekijken. We weten allemaal dat de kerk uit 1891 stamt en Laurentiuskerk heet. Maar in dit hoofdstuk wil ik eens uitlichten wie Laurentius was en waarom de kerk naar deze heilige is vernoemd.
Eigenlijk is er niet zoveel met zekerheid over Laurentius te vertellen. Vast staat dat hij afkomstig is uit Aragon in Spanje. Zeker is ook dat hij in de eerste helft van de 3de eeuw moet zijn geboren, maar in welk jaar precies is niet bekend.
Laurentius zou al op jonge leeftijd over wonderlijke krachten hebben beschikt. Zo gaf hij een blinde weer het gezichtsvermogen, terwijl hij de weduwe Cyriaca van krankzinnigheid verloste. Daarover hoorde paus Sixtus II toen hij op weg was naar Toled, een stad in Spanje waar een vergadering van bisschoppen werd gehouden. Sixtus vroeg Laurentius diaken te worden en met hem mee te gaan naar Rome. Daar kreeg hij als taak de zorg voor arme christenen, terwijl hij ook de bezittingen van de christengemeenschap moest beheren. Dat moest in het geheim gebeuren omdat ook nog in de 3de eeuw de christenen van Rome op beestachtige wijze werden vervolgd. Zo werd Sixtus samen met vier diakens onthoofd. Voor zijn executie zag Sixtus nog kans Laurentius op te dragen de kerklelijke bezittingen onder de arme van Rome te verdelen. Kort daarna onderging Laurentius het zelfde lot als Sixtus.
De foto op de kaart van de Laurentiuskerk is vanaf de Noordermaatweg, die toen nog begon naast de boerderij van familie Jan de Wit. Nu ligt hier de César Franckstraat en staan we naast de Dr. Prinsenhal.
Nadat hij die taak die hem was opgedragen had uitgevoerd werd hij onthoofd. Dat was in het jaar 258.
Juist in dat zelfde jaar had keizer Valerianus bevolen dat de christenen geestelijken die hun geloof niet wilden verzaken moesten worden onthoofd. Van meet af aan werd Laurentius als martelaar vereerd. Om zijn martelaarschap te accentueren was reeds in de 4de eeuw het legendarische verhaal algemeen verbreid dat Laurentius niet door het zwaard maar door verbranding op een rooster zou zijn omgekomen. Om nog sterker te benadrukken dat hij bijzonder veel over had voor zijn overtuiging werden hem de woorden in de mond gelegd: ‘Ziet, ik ben aan één kant klaar, draai mij maar om !’
De christenen uit zijn tijd beschouwden Laurentius als heilige. Dat is door de eeuwen heen zo gebleven. Het was dus niet nodig een officiële heiligverklaring af te kondigen. Wel kreeg Laurentius van de kerk een aparte feestdag: 10 augustus.
Nas het feest van Petrus en Paulus was dit de grootste feestdag in de oude Romeinse liturgie. Zijn naam werd ook opgenomen in de Romeinse canon. Omdat hij door het vuur was omgekomen was Laurentius eeuwenlang de patroon van de brandweerlieden en de keuken knechten. Over Laurentius waren veel volks
gezegden in omloop, zoals ‘Sint Laurens zonder vuur geeft wijntje koud en zuur’.
De foto op de kaart van de Laurentiuskerk is vanaf de Maerelaan genomen ter hoogte van het huisje van de familie Kunnen. Nu staan hier winkels aan de Maerelaan.
De foto hier onder is van de zelfde kaart genomen, alleen is het middenstuk van de kaart flink uitvergroot.
Boven het graf van Laurentius op het kerkhof van Cyriacae, gelegen aan de Via Tiburtine in Rome, zou volgens de overleveringen de christenkeizer Constantijn in het begin van de 4de eeuw een basiliek hebben laten bouwen.
Deze gaf toegang tot het graf van de heilige ondergrondse catacomben, waar later nog verscheiden pauzen zijn begraven. De basiliek ligt buiten de muren van het oude Rome en heet daarom ‘Laurentius buiten de muren’. In Rome zijn zeven kerken die Laurentius als patroon hebben. In Nederland zijn twintig kerken aan het toegewijd, waarvan zes in het bisdom Haarlem. Waarom Heemskerk Laurentius van oudsher als patroon gekozen werd, is niet bekend.
In het volgende stuk wil ik de bouw van de kerk beschrijven. De geschiedenis van de kerk zal ook uitgebreid aan bod komen bij de Nederlands Hervormde Kerk. Waar dat verhaal eindigt, begin dit verhaal.
‘De toren met kruis is, van den beganen grond gemeten, 54 meter hoog’, schreef pastoor J.J. van Leipsig in juli 1890 in het verslag over de bouw van de nieuwe kerk. Van die tijd af domineerden twee kerktorens het dorpsbeeld van Heemskerk. Maar waarom ging men eigenlijk een nieuwe kerk bouwen? En hoe kwam men aan het geld daarvoor?
Noodzaak
In 1858 werd de statie Heemskerk tot parochie van de H. Laurentius verheven. Dit was een gevolg van het herstel van de kerkelijke hiërarchie in 1853. Dit herstel van de administratieve, bestuurlijke organisatie van de katholieke kerk in Nederland, mogelijk geworden na de grondwetswijziging in 1848, liet nog geen vijf jaar op zich wachten door het uitblijven van een reactie uit Rome en tegenwerking van Koning Willem III. Op initiatief van paus Pius IX werden tenslotte in 1852 de laatste hindernissen uit de weg geruimd in overleg met de regering Thorbecke. Het jaar daarop werd door middel van een breve (=korte pauselijke brief) het herstel van de kerkelijke hiërarchie afgekondigd. Dit herstel ging gepaard met een grote inzet van bisschoppen en andere geestelijken om de geloofsbeleving te verbeteren en het katholieke geloof, dat lange tijd onzichtbaar was geweest in onopvallende schuurkerken, ‘zichtbaar’ te maken.
De Laurentiuskerk in feesttooi op 28 november 1901. Toen vierde pastoor J. van Leipsig zijn 25-jarig pastoorsjubileum.
Het bouwen van nieuwe, opvallende kerken werd dan ook gestimuleerd. De eerste keer dat een nieuwe kerk ter sprake komt in Heemskerk is in 1876. Boerderij ‘De Vermaning’ naast de kerk wordt in dat jaar te koop aangeboden. Pastoor H.G. van Wijk, die tussen 1842 en 1888 de parochie leidde, is eigenlijk tegen de aankoop omdat dit veel geld van de kerk vergt. Bovendien vreest hij veel onderhoud ‘daar er zeer (veel) houtwerk aan is’ en er moeilijk een huurder voor te vinden zal zijn.
De kerkmeesters waren het hier niet mee eens. Zij ‘vermeenden dat het hoogst wenselijk was dat het door de kerk werd aangekocht om de vrijheid en de behoefte (waar) de parochie in vervolg van de tijd in zoude komen bij eventuele bouwing van een nieuwe kerk (…)’. Waarschijnlijk voelde pastoor Van Wijk zich door zijn vergevorderde leeftijd niet in staat de zware verantwoordelijkheid voor de bouw van de nieuwe kerk op zich te nemen. Na het overleijden van pastoor Van Wijk benoemde bisschop BottemAnne van Haarlem JoAnnes Josuphus van Leipsig als opvolger. Hij was 47 jaar oud en twaalf jaar pastoor in de Haarlemmermeer geweest. Bisschop BottemAnne was een groot stimulator voor het bouwen van kerken. Tussen 1883 en 1896 werden in het bisdom Haarlem maar liefst 46 nieuwe kerken gebouwd. Het is daarom niet onmogelijk dat de benoeming van pastoor Van Leipsig gedaan is met het oog op een nieuw te bouwen kerk. Volgens aantekeningen van de pastoor in het Registrum Memoriale, het ‘dagboek’ van de parochie, kwam echter het initiatief van het kerkbestuur,
De monumentale muur die in 1899 rond het kerkhof werd gebouwd. Op de achtergrond ‘De Berkelaer’. Links een openbaar toilet.
waarin A. Zonneveld, J. Kloes, J. Duin en C. Dam zitting hadden. ‘In de eerste vergadering (7 okt 1888) welke de nieuw benoemde pastoor (…) op voornoemde dag met ’t Kerkbestuur had werd door het Kerkbestuur de pastoor herinnerd aan de noodzakelijkheid om een nieuwe kerk met pastorie te bouwen daar de tegenwoordige kerk op verre na niet groot genoeg was voor de parochie welke thans 1581 parochianen telde, en de oude pastorie ten behoeve der nieuwe kerk zou moeten afgebroken worden’. Hoewel de pastoor de steun had van het
kerkbestuur en de bisschop en het ruimtegebrek een probleem werd ging pastoor Van Leipsig niet onvoorwaardelijk met het plan voor de bouw van een groter en opvallender godshuis akkoord.
De financiën
Het struikelblok voor de bouwpastoor in spe was de financiering van de kerk. Vast stond dat er een geldlening moest worden afgesloten. Pastoor Van Leipsig was echter in 1888 nog niet overtuigd dat de aflossing van het te lenen bedrag zou lukken. ‘Want’, zo concludeerde hij in oktober 1888, ‘ofschoon de kerk landerijen, huizen en geldwaardige papieren bezat, werd de opbrengst daarvan niet voldoende geacht om daaruit alleen de kosten van jaarlijksche rente en aflossing door een aan te gane geldleening veroorzaakt, te bestrijden’. Daarom wilde pastoor Van Leipsig garanties voor de financiële ondersteuning uit de parochie:
Ook de ruim 1500 parochianen moesten hun steentje bijdragen. Begin januari 1889, op de feestdag van de Zoete Naam (=zondag tussen nieuwjaar en driekoningen) sprak de pastoor voor het eerst van de kansel de parochianen toe oven een ‘nieuw te stichten Tempel en pastorie’. Hij kondigde aan weldra aan de ‘huizen der meergegoeden’ langs zou komen om ‘voorloopig kennis te nemen van hetgeen ieder hunner jaarlijks, voor eenige jaren, bereid was voor den bouw af te zonderen om dan in het najaar de beloofde giften in ontvangst te nemen’. Het resultaat van deze rondgang was van dien aard dat de pastoor meende met de bouw te kunnen beginnen.
Hoewel pastoor Van Leipsig dus in de eerste instantie zijn beslissingen nam op basis van toezeggingen van de ‘meegegoeden’ was het niet zo dat de rest, de meerderheid, van de Heemskerkers, gaan bijdrage werd gevraagd. In 1889 werd in de kerk meegedeeld dat ofschoon de bijdrage van de ‘meergegoeden’ ‘niet te versmaden’ waren, zij toch niet voldoende bleken om de rente en aflossing te betalen. Ook de mindergegoeden zouden hun bijdrage moeten leveren. Het kerkbestuur besloot daarom negen ‘zelatrices’ (=vrouwen die contributie ophalen voor verenigingen en broederschappen of voor een goed doel) ‘te belasten met maandelijks aan de huizen der mindergegoeden met een busje te collecteren voor het begrote bedrag van FL.1.000,- per jaar’. Elke eerste zondag van de maand zou het bedrag bij de pastorie worden afgeleverd. De eerste keer gebeurde dat op 4 augustus 1889. De pastoor was verheugd over het bedrag van Fl.102,-, ‘waarbij de opmerking niet onjuist is die bij de meeste dingen gemaakt kan worden: alles in aan verandering onderhevig’.
Later zouden bedragen namelijk lager zijn. Om de financiering te vergemakkelijken had de pastoor op de begroting ook een ‘bijdrage uit het schoolfonds’ van FL.300,- per jaar opgevoerd. De bisschop vroeg zich in een brief af hoe een schoolfonds gebruikt kon worden voor de bouw van de kerk.
Pastoor Van Leipsig antwoordde dat het schoolfonds ook uit inkomsten van de kerk was gesticht en dat op dit moment de school grotendeels gefinancierd kon worden uit het schoolgeld en collectes langs de deur. Daarom meende de pastoor ‘de bovengenoemde inkomsten die oorspronkelijk den kerk ten goede kwamen, wederom in deze omstandigheden van den bouw, ten bate der kerk te kunnen aanwenden’. Tot 1896 zou de bijdrage uit het schoolfonds boven de FL.300,- uitkomen en in 1890 zelfs FL.1.100,- boven het begrote bedrag. De teleurstelling die in de opmerking van de pastoor doorklinkt over de opbrengst van de collecte heeft wellicht ook te maken met de lening die zwaarder was uitgevallen dan oorspronkelijk was bedoeld. In juni 1889 bleek dat de lening van FL.70.000,- niet voldoende was; er moest FL.10.000,- extra geleend worden. Mede daardoor zorgde het plaatsen van de lening voor de nodige problemen. Na overleg met ‘eenige geestelijke vrienden’ lukte het de lening onder te brengen bij de bankier Luijkx in
Roosendaal. De aflossing van deze lening zou door de lange looptijd tot 1944 op de begroting van de kerk staan. Op 1 januari 1944 werd het laatste deel van FL.25.000,- afgelost.
De bouw.
Op 7 augustus berichtte pastoor Van Leipsig architect Tonnaer over de verkregen
toestemming. De nieuwe kerk zou gebouwd worden links van de oude waterstaatskerk. Deze oude kerk moet men situeren tussen de tegenwoordige kerk en de Maerelaan. Er werd een aantal geldwaardige papieren verzolverd om de eerste kosten van de bouw te kunnen voldoen. Bovendien werd het goudleren behang uit de oude pastorie voor FL.250,- verkocht aan monseigneur B.H. Klöne, rector te Amsterdam. De volgende dag werd het bouwcontract getekend door de aAnnemer Groenendaal uit Nieuwer-Amstel in aanwezigheid van zijn twee zoons die als borg optraden. Net als de keuze van de architect werd ook de keuze van de aAnnemer bepaald door een persoonlijke voorkeur van de pastoor. Het contract voor de bouw van de pastorie en de kerk werd onderhands afgesloten. De totale kosten kerk en pastorie werden begroot op ruim FL.86.000,-.
Uiteindelijk zouden de uitgave voor de bouw oplopen tot FL.97.513,05. Opvallend is dat dezelfde aAnnemer ook de kerk in Uitgeest bouwde. Waarschijnlijk heeft pastoor Van Leipsig intensief contact gehad met de geestelijkheid uit Uitgeest.
Pastoor Duverge werd in het Registrum Memoriale niet toevallig als eerste genoemd bij de genodigden voor de wijding van de kerk nog voor de Deken uit Beverwijk. In 1889 werd vooral hard gewerkt aan de pastorie omdat de pastoor een ruimte voor noodpastorie moest huren. Deze noodpastorie werd ingericht als huis aan het begin van de Marquettelaan. Voor de kerk bleef daarom niet zoveel tijd over. Wel werd nog voor het vallen van de winter in aanwezigheid van de eerwaarde zusters, het werkvolk en enkele Heemskerkers die toevallig aanwezig waren ‘de eerste steen van de grondslagen’ gelegd. Deze steen plaatste de pastoor ‘onder de eerste kolom van de zijbeuk aan den kant van het evangelie te rekenen van den ingang der kerk’.
In maart 1890 kon de eerste steen worden gelegd.
De pastoor koos de feestdag van de Heilige Jozef,’bijzonder patroon der arbeidende christenen’,als de meest geschikte datum voor deze gebeurtenis.
Als voorbereiding op de plechtigheid had Van Leipsig op de plek van het toekomstige altaar een zwart houten kruis geplaatst. Op 19 maart om negen uur werd door deken Kreijns ‘eene plechtige H. Mis voor bizondere weldoeners van deze kerk opgedragen’. Vervolgens verplaatste het gezelschap zich naar het versierde bouwterrein waar de deken de steen zegende en bevestigde ‘aan den hoek ter linkerzijde van het priesterkoor’. Bovendien werd door de pastoor tijdens de plechtigheid een oorkonde op perkament voorgelezen, in het Latijn en in het ‘Hollandsch’. Vervolgens deze verpakt in een loden bus, ‘toegesoldeerd’ en bij de steen geplaatst. Deze feestelijke gebeurtenis viel voor het houden van een feestelijke maaltijd echter op een ongunstig tijdstip: de vasten. De maaltijd kon echter toch doorgang vinden omdat de influenza (=griep) uitgebroken was en paus Leo XIII voor onbepaalde tijd dispensatie ‘in vasten en onthouding’ gegeven had.
Door ‘het voortdurend bizonder goed weder’ vorderde de bouw zeer voorspoedig.
Drie maanden later konden de spanten boven het middenschip al aangebracht worden en in juni begon men met de bouw van de ‘omstreden’ toren.
Het hoogste punt. Op 10 juli 1890, de feestdag van Onze Lieve Vrouw van de Berg Carmel, zou het hoogste punt worden bereikt door het plaatsen van de kruis op de torenspits. Pastoor van Leipsig wilde zelf bij deze gebeurtenis aanwezig zijn, niet alleen omdat het een belangrijke fase in de bouw afsloot maar ook omdat het
een niet ongevaarlijk werk was. Dragers van de scapulier van Onze Lieve Vrouw van de Berg Carmel zouden worden beschermd tegen allerlei gevaren voor lijf en leed. Uit eigen ervaring wist pastoor Van Leipsig, drager van zo’n scapulier, dat hij op de bescherming van deze heilige kon rekenen. Op 25 november 1889 ontsnapte de pastoor namelijk zelf op miraculeuze wijze aan een ongeluk. In de oude kerk was precies boven het altaar een balk losgeraakt door het ‘voortdurend kloppen tegen dien muur’ voor het aanbrengen van een steigerpaal ten behoeve van de bouw van de nieuwe pastorievlak achter de oude kerk. Op 25 november, tijdens de mis, kwam de balk naar beneden. De pastoor werd geraakt en viel bewusteloos neer. Gelukkig bleef de schade beperkt tot ‘een kleine maar nog al snel bloedende wonde’. Doordat hij juist op het moment van het neerstorten van de balk niet midden voor het altaar stond, zoals tijdens de rest van de mis, maar iets terzijde om de aanwezige kerkgangers de zegen te geven.
Op de foto hebben we uitzicht over de scholen en een deel van de Maerelaan. We zien onder andere het Raadhuis, de Openbare school en het huis van de familie Kunnen staan.
De uitvoerige beschrijving van het plaatsen van het kruis in het Registrum Memoriale heeft dan ook, in tegenstelling tot de meeste andere aantekeningen, iets dramatisch: ’Des middags kwartier voor twee ure begonnen met het ophalen van het 160 kilogram zware ijzeren Kruis met looden bol dat 3.30 meter hoog is. Statig rees het in de Transept naar den toren. Daargekomen werd het (voor het ) bespiedend oog onzichtbaar. Vandaar dat pastoor en architect zich buiten het kerkgebouw begaven om op het bouwterrein en in de tuin van de pastorie het vervaarlijk werk gade te slaan. Vandaar zag men het Kruis aan den buitenkant van den toren langzaam naar boven rijzen en ook hoe drie werklieden zich rondom een paal hoog in de lucht en boven het punt waarin het Kruis moest geplaatst worden, uit bewogen of aan de uiterste rand van den toren zich waagden om het Kruis een vrijen doorgang te verzekeren langs de uitstekende hoeken en balken.
Eindelijk was het boven de koningsstijl (=belang rijkste verticale balk in de toren) uitgerezen en moest nu dalen op de looden punt van dien stijl om daaraan bevestigd te worden. En nu zag men een der werklieden, de Limburger Stoks, zich op de armen van het Kruis begeven en met het Kruis en zich zelven zwaaijende, het op dien looden punt doen neer zakken en verder met hamer slagen den ringen die de vier uitspringende ijzeren einden van het Kruis omsloot naar beneden te drijven en daardoor die einden de spits of punt doen omklemmen. Juist te half drie was het Kruis op den toren geplaatst. Ten teeken daarvan stond toen voornoemde werkman met de hoed in de hand terwijl slecht een voet op een kruisarm rustte. Na drie kwartier spanning voor de toeschouwers was ook dit werk weder gelukkig volbracht’. Het uiterlijk van de nieuwe toren werd voltooid met het plaatsen van de haan op 6 augustus en het plaatsen van de luidklok een dag later.
De klok van 605 kilogram met ‘toon a=la’ was versierd met kruis en kruisbeeld en de beeltenis van ‘JohAnnes’ en de ‘Heilige Joseph’’ de patroonheiligen van pastoor Van Leipsig. Om de weergoden gunstig te stemmen werd 7 augustus uitgekozen, de dag van de heilige Donatus, patroon tegen het onweer.
Interieur
Voordat de kerk kon worden ingewijd moest het gebouw van binnen aangekleed worden, vooral het plaatsen van de banken was belangrijk. Het kerkbestuur en de pastoor wilden zo snel mogelijk overgaan tot het verkopen van de plaatsen om de kerkkas te spekken.
Het liep storm; de 406 plaatsen van de nieuwe banken en een aantal plaatsen op banken uit de oude kerk werden in september 1890 bij plaatsen in de zijbeuken.
Deze laatste plaatsen zouden niet worden verkocht worden verhuurd op zon- en feestdagen voor vijf cent per plaats. Ten slotte werden de armenbanken besteld met in totaal 204 zitplaatsen. Aanvankelijk wilde het kerkbestuur hiervoor niet het duurdere Amerikaanse grenen laten gebruiken dat voor de ‘verkoopplaatsen’ was gebruikt maar geschilderd vurenhout. Op aandringen van de architect zag het kerkbestuur hiervan af, al werden deze armenbanken wel een stuk eenvoudiger uitgevoerd. Het geld ontbrak om de kerk helemaal nieuw in te richten.
Een aantal banken maar ook het orgel, het altaar, de preekstoel, de communiebanken en de beelden werden van de oude naar de nieuwe kerk overgebracht. Het interieur van de kerk zal dan ook geruime tijd vrij sober en eenvoudig geweest. Het bovengedeelte van het altaar werd aan de parochianen verkocht en alleen het schilderij ‘voorstellende de marteldood van Laurentius’ werd bewaard. Het stenen gedeelte van het altaar, geschonken in 1818 door Cornel;is de Wildt en zijn echtgenote Margaretha de Groot, werd als zij-altaar (evangeliekant) in de nieuwe kerk geplaatst. Ook het hoofdaltaar was niet luisterrijk. Als het kerkbestuur in 1894 besluit dit altaar te ‘voltooien’ wordt het omschreven als:’(…) een marmeren Altaarsteen gedragen door twee marmeren kolommen waartusschen zich beelden in witte steen uitgewerkt bevinden’.
Het schilderen of polychomeren van de kerk begon pas in 1904. Priesterkoor, troimf boog, middenschip en zijbeuken werden van kleur voorzien. Hoewel de kerk dus een vrij sober interieur had, was in 1891 het gebouw zo ver gereed voor inwijding.
Eerste Wijding.
Op 14 februari 1891 stuurde pastoor Van Leipsig bisschop BottemAnne het bericht dat de bouw van de kerk was voltooid: ‘Met groot verlangen wordt het oogenblik te gemoet gezien, waarop deze kerk voor den dienst van God de noodzakelijke wijding ontvangen mag.
Dit verlangen is des te grooter naarmate de al te beperkte ruimte in de oude kerk den geloovigen minder geschikte gelegenheid biedt, om met gewenschte godsvrucht de H. Geheimen van Godsdienst te vieren’. Het jaargetijde is echter ongunstig en de pastoor wil de bisschop niet dwingen door het slechte weer te komen. Wellicht heeft ook het feit meegespeeld dat de wijdingsplechtigheid zich voor een groot deel buiten het gebouw zou afspelen. Echter niet alleen het weer en de beperkte ruimte in de oude kerk speelden waarschijnlijk een rol om juist nu de inwijding te laten plaatsvinden. Omdat een aantal onderdelen uit de oude gebouw naar de nieuwe kerk moest worden overgebracht vlak voordat de wijding zou plaatsvinden was het voor de pastoor veiliger de bisschop op een later tijdstip de kerk te laten inzegenen. Bisschop BottemAnne antwoordde op 16 februari dat de inzegening mocht plaatsvinden door de deken uit Beverwijk, Martinus Petrus Kreijns, op voorwaarde dat deze ceremonie in ‘alle stilte zonder uiterlijke plechtigheid en zonder dat de parochianen er van verwittigd werden’ zou geschieden.
Bisschop BottemAnne wilden er zo waarschijnlijk zeker van zijn dat de pastoor niet zou afzien van een feestelijke wijding waar de bisschop zelf de hoofdrol zou vervullen.
De pastoor liet er geen gras over groeien en begon met de voorbereidingen voor de wijding. Bovendien werd op donderdag 26 februari de preekstoel uit de oude kerk gesloopt en in het nieuwe gebouw geplaatst. ‘Op Saterdag morgen (28 februari 1891) ongeveer te half negen ure, terwijl de kapelaan (Gerardus Laurentius Buren) de laatste H. mis in de oude kerk las, zegende de Deken van Beverwijk geassisteerd door den pastoor der Parochie en de kapelaan van Beverwijk Antonius Franciscus Suidgeest en geholpen door de misdienaars als Kruisdragers, lantaarndragers en drager van het wijwatervat terwijl niemand zich als toeschouwer vertoonde in alle stilte de kerk in (en) deed terstond daarop een stille H.mis in de ingezegende kerk waarbij de Eerw. Zusters met eenige kinderen hunner school tegenwoodig waren’. Dezelfde dag werd het ‘Allerheiligste’ (kelk met hosties) onder begeleiding van de gelovigen en het zangkoor naar de nieuwe kerk gebracht.
Zondag 1 maart bedankte de pastoor in de nieuwe kerk zijn parochianen voor hun offers en hun medewerking. De zelatrices die elke maand het geld voor de kerk ophaalden werden speciaal genoemd.
Tweede of hoge wijding.
In de zomer van 1891 vond de feestelijke wijding plaats. Hoewel de kerk al sinds 1 maart voor godsdienstoefeningen gebruikt werd ‘miste zij toch nog’, volgens de pastoor,’die hoogere wijding welke er alleen door de hand van een hoogenpriester aan kan gegeven worden’. Daarom,’wijl het zomersaizoen en verder omstandigheden het veroorloofden aam de kerkwijding te denken’ schreef de pastoor (juni 1891) een verzoek aan Z.D.H. Mgr. BottemAnne ‘om een dag te bepalen waarop Z.D.H. die plechtigheid zou kunnen en wenschen te verrichten’. Op 2 juli kwam het bericht uit Haarlem dat ‘monseigneurs had bepaald op den
De woning van Bakker ‘Bus’ Beentjes, waar later Ingping in ging zitten is op deze foto gesloopt. Er is niets anders meer dan een zandvlakte van terug te vinden.
20n Juli a.s. de nieuwe kerk te consacreren’. De organisatie was in handen van de pastoor en van een soort feestcomité bestaande uit kapelaan Van Buren, architect Tonnaer, Th. Van Leipsig (de broer van de pastoor) en de leden van het kerkbestuur A. Zonneveld, J. Duin, C. Dam en W. de Wildt.
Op zondag 19 juil rond half zeven ’s avonds was op het Hofland ‘aan de grens der parochie de eerewacht bestaand uit tachtig ruiters te paard aanwezig onder leiding van den hoofdonderwijzer Mok van de gemeenteschool’.
Natuurlijk was pastoor Van Leipsig er, maar ook M.P. Kreijns, de deken uit Beverwijk, en een aantal andere geestelijken. Bovendien waren er veel mensen uit Heemskerk op de been en ‘omliggende plaatsen’. Onder klokgelui reed de bisschop, omgeven door een erewacht en gevolgd door de geestelijken naar de pastorie. Bij de Kerkbeek was de eerste ereboog opgericht. Beide zijde van de straat waren versierd maar guirlandes en groen tot aan de tweede ereboog die ‘bij het begin van de kerk- en pastorieterrein’ was geplaatst. ‘Daar aangekomen werd Monseigneur door den pastoor der parochie, die met pastoor Duvergé (pastoor van Uitgeest) haastig vooruit gereden was, ontvangen en naar de pastorie geleid tussen de sierplanten die op de laan der pastorie waren geplaatst,
terwijl zes in het wit gekleedde bruidjes hun strooisel voor Monseigneur spreidende vooruitgingen’. De rest van de avond werd ‘onder aangename gesprekken doorgebracht’. De volgende dag om half acht ’s ochtends begon de inwijding van de kerk. De plechtigheid zou in totaal drie en een half uur duren en bestond uit twee onderdelen: de eigenlijke wijding van het gebouw en een H.mis. De wijding duurde twee uur, maar over de gebeurtenissen vermeld de pastoor weinig. Als de ceremonie volgens de liturgische voorschriften zou hebben plaatsgevonden heeft deze uit de volgende onderdelen bestaan: besprenkeling van de buitenmuren ( drie maal), intochtsriten (onder andere bestaande uit een grote litanie, reiniging van het altaar en besprenkeling van de binnenmuren),
overbrengen en bijzetten van relieken, zalving van het altaar en de twaalf consecratiekruisen, wierookoffer op het altaar, wijdingsprefatie, nieuwe zalving van het altaar, reiniging van het altaar, wijding van de benodigdheden voor de altaardienst en bekleding van het altaar. Hierna mochten de parochianen de kerk betreden en de afsluitende mis bijwonen. Pastoor Van Leipsig noemt echter alleen de deelnemers, voornamelijk geestelijken die aan de plechtigheid deelnemen: ‘als diaken pastoor Borghols, als subdiaken kapelaan Suidgeest, terwijl de pastoor der parochie bij het begin der wijding zich in het voorportaal der kerk bevond om antwoord te geven bij het ‘attolitte portas’ (verhef de poorten)’. De bisschop trekt drie maal om de kerk en verzoekt de deuren te openen.
Na de derde keer gaan de deuren open en wordt de bisschop binnengelaten. Rond half tien begon de heilige mis die door de bisschop zelf opgedragen werd. Hij werd bijgestaan door pastoor Bos uit Wijk aan Zee en pastoor Van der Horst uit Wormeveer. Bovendien was er nog een drietal assistenten: de deken uit Beverwijk, H.C. Maat, rector van de Sint Jacobsgodshuis te Haarlem en P.A.F. Thier, de eerste kapelaan van de Laurentiusparochie. Verder was de deken uit Delft bij de wijding aanwezig samen met zeventien pastoors (niet alleen uit omliggende plaatsten maar ook uit Amsterdam, Nieuw Vennep, Spierdijk en Monster) en negen kapelaans. Vanaf negen uur woonde ook de niet katholieke burgemeester jonkheer H. Gevers de plechtigheid bij.
Hij nam later ook deel aan het ‘Collation’ (een kleine maaltijd) met de bisschop, kerkbestuur en genodigden. De feestdag werd om drie uur besloten met een ‘feestdisch’ en ‘te half zeven uren vertrok Mgr. Met zijn Secretaris de Eerw heer H.J.A. Cppens en eenige andere eerw. Heeren, terwijl Mgr. Weder, begeleid door den pastoor der parochie en pastoor Scheerman, voorafgegaan door dezelfde strooiertjes tot aan zijn rijtuig bij de eerepoort van het kerkterrein werd uitgeleide gedaan. Langzamerhand vertrokken ook andere eerw. Heeren, terwijl enkele de nacht overbleven. En zoo was de voor Heemskerk gedenkwaardige plechtigheid volbracht, de feestdag geëindigd’.
De Pastorie.
Samen met de Laurentiuskerk werd ook een nieuwe pastorie gebouwd. Ook dit gebouw was ontworpen door architect J. H. Tonnaer. Doordat de oude pastorie gesloopt moest worden voor het aanleggen van de fundering van de nieuwe kerk, moest pastoor J.J. van Leipsig tijdelijk een noodpastorie inrichten. Er bleek een geschikte woning beschikbaar te zijn aan de rand van het dorp, ‘daar waar de Marquettelaan begint’. De pastoor heeft anderhalf jaar in de noodpastorie gewoond. Volgens zijn aantekeningen in het Registrum Memoriale nam hij op 5 september definitief zijn intrek in het nieuwe gebouw. De eerste bewoners, pastoor Van Leipsig en zijn kapelaan,
moeten met z’n tweeën ruim behuisd geweest zijn. Wel werd er op de pastorie voor de bouw van de katholieke scholen (1919) catechismusles gegeven in een speciaal daarvoor ingerichte kamer. Tot in de jaren ’50 bleef de pastorie nagenoeg onveranderd. Wel moest regelmatig onderhoud worden gepleegd. Dat begon al in 1892. In de notulen van het kerkbestuur staat dat ‘herstelling van eenige lekken in de kerk en in de pastorie en het invoegen van eenige scheuren op zijn (=Tonnaers) kosten en op die van den aAnnemer den Heer J. Groenendaal zouden geschieden’. Bovendien blijkt in dat zelfde jaar de verf al zodanig te zijn aangetast dat de pastorie in 1893 opnieuw geschilderd moet worden. In februari worden bomen voor het gebouw geplant ‘om zonlicht te weren die zeer nadelig voor de verf is gebleken’. Dergelijke klusjes worden bij toerbeurt toegewezen aan katholieke
Heemskerkse werklieden en bedrijfjes. De meeste parochianen hebben de pastorie slechts een paar maal in hun leven bezocht. Na het dopen van een kind werd de nieuwe parochiaan in de pastorie ingeschreven in het doopregister. Heemskerkers die in het huwelijk wilden treden kregen op de pastorie ‘huwelijksonderricht’. Dit bestond onder andere uit het opzeggen van het catechismus en de ‘huwelijksvoorbereiding’ waarbij in zeer bedekte termen een vorm van voorlichting werd gegeven. Maar ook voor minder zwaarwichtige zaken zoals het opgeven van een mis ging men even langs de pastorie.
Het huishouden werd gedaan door een huishoudster, al of niet bijgestaan door een dienstbode. Huishoudsters werden aangenomen door de pastoor en bleven vaak bij hem in dienst ook als hij naar een andere parochie werd overgeplaatst.
Haar belangrijkste taak was het huishouden: wassen, koken, kleren verstellen en dergelijke. De huishoudster zal over het algemeen goed op de hoogte zijn geweest van de zaken die op de pastorie maar ook in de parochie voorvielen. Dat deze huishoudsters en dienstbodes zich ook niet altijd onbetuigd lieten over de kerkelijke gang van zaken blijkt bij voorbeeld uit een summiere aanduiding in een verslag van het kerkbestuur uit 1893. Er zijn klachten binnengekomen over de dienstbode wegens haar ‘ongevraagde bemoeijingen in zaken haar niet betreffende’. Door het kerkbestuur werd gedreigd ‘dat zij ontslag zou krijgen wAnneer nogmaals omtrent dit punt rechtmatige klachten’ binnen zouden komen.
Als er iets over het personeel gemeld wordt is dit vaak als er moeilijkheden zijn. Oven een conflict met een huishoudster in de jaren ’20 is relatief veel informatie aanwezig.
Vooral omdat deze kwestie bij de bisschop terecht kwam. Bij deze zaak speelde ook de bekende Heemskerkse onderwijzer J. Gallee een belangrijke rol. Tijdens de verwikkelingen rond de grondaankoop van kapelaan
W.J. Warmenhoven bleken de spanningen op de pastorie stevig op te lopen. Meester Gallee, die hier kind aan huis was, informeerde deken Waare van Beverwijk. Deze schreef in 1921 een brief aan de bisschop met de aanhef: ‘In Heemskerk gaat het weer lang niet goed. Meermalen heeft de pastoor geklaagd over z’n kapelaans, maar ook dezen over den pastoor, in verband met de Dienstbode’. De klacht van Gallee was ‘dat de kapelaans bij elke gelegenheid, tegen Jan en Alleman afkeurend spreken over het leven in de pastorie’. De huishoudster blijkt niet alleen voor de kapelaans maar ook voor de koster moeilijkheden op te leveren. In 1926 schreef een ex-koster de vicaris-generaal een brief waarin hij meedeelde dat hij in 1927 ontslag had genomen omdat hij ‘voortdurend in onmin leefde met de huishoudster van pastoor Boonekamp. De toestand was onthoudbaar voor mij’, zo vervolgt hij, ík moest het vuur voor het wierookvat van huis halen, nu dat was totaal bar’. Terwijl de ex-koster zich vooral benadeeld voelde door de pastoor, omdat hij geen boeken en dergelijke mocht leveren aan de katholieke scholen, bleken Gallee en de deken zich vooral aan de kapelaans te ergeren. ‘De een(…) buiten ’s huis maakt hij geen onpleisirigen indruk en blijken gevend van verstandelijke ontwikkeling, maar thuis is hij veelal abnormaal en van zeer grote bitterheid. De andere (kapelaan) heeft (...) dien graad van domheid bereikt, dat hij niet voor den duivel kan dansen’. Naar aanleiding van dit conflict zou de huishoudster moeten vertrekken.
Vanuit de toren hebben we hier uitzicht op het kerkhof achter de Laurentiuskerk.
Toen lagen er nog alleen maar weilanden. Het pad dat links op de foto zo naar boven leidt, dat is de oude Noordermaatweg en komt uiteindelijk bij Noorddorp uit. Rechts bovenaan op de eerste foto, zien we een bossage staan. De onderste foto is bij deze bossage genomen in de richting van de Laurentiuskerk. Het pad wat op die foto zo naar achteren wegloopt, is dus de Noordermaatweg.
En later zou een van de kapelaans het veld moeten ruimen in verband met deze zaak en doordat hij in financiële moeilijkheden was geraakt. Meestal zullen de gebeurtenissen op de pastorie minder turbulent geweest zijn. Wat misschien wel uit een dergelijk conflict af te leiden is, is dat de huishoudster een belangrijke sociale functie vervulde binnen de pastorie. Een huishoudster was niet alleen degene die de was deed en het eten kookte, ze was goed op de hoogte met het wel en wee van de pastoor en kapelaans die zij beter kende dan menig parochiaan.
Bij de huishoudster konder de kapelaans even afreageren na een dag hard werken. Zo vertelde de dames C. en T. Oostrum over hun zus Grad die huishoudster was bij pastoor L.C. van der Nouweland: ‘Na het biechthoren, zaterdags na zes uur ze allemaal naar de keuken en dan kregen ze koffie met een ‘biechtkoekje’. Na het biechthoren (dat veel van de kapelaans vergde) waren ze gewoon daas, vooral kapelaan Huijboom. Dat was gewoon verschrikkelijk. ‘Grad’, zei hij dan, ‘ik ben misselijk van de zonde’. Daarnaast lette de huishoudster er op dat de kapelaans goed te eten kregen. Ook verzorgde zij hun kleding. Kapelaan Perquin was iemand die heel weinig nodig had en zich ook niet de minste luxe gunde.
Die had heel weinig ondergoed. Grad moest zijn ondergoed altijd stoppen en verstellen. En dan zei zij wel eens: ‘Koop toch eens nieuw’. En dan zei hij: ‘Nou Grad, dat kan nog wel’. Vaak bleven de huishoudsters bij dezelfde pastoor in dienst tot deze met emeritaat ging. Zij ontvingen dan een extraatje voor het vele werk dat ze hadden gedaan. In 1913 werd door het kerkbestuur goedgekeurd dat ‘de dienstboden van den tegenwoordige pastoor (Van Leipsig), SusAnne te Bakum en Maria Tijsen, hun stoel bij den preekstoel voor hun leven gratis zouden mogen gebruiken’. Pastoor M.C. van Stijn legde voor zijn huishoudster mevrouw Van Vliet geld opzij om obligaties te kopen die ze bij zijn overlijden of bij haar pensionering zou ontvangen. Het uiterlijk van de pastorie bleef lange tijd hetzelde. Pas in 1955 werd voor het eerst het interieur grondig vernieuwd. De verbouwing, een initiatief van pastoor W.A.A. Berding, duurde ruim zes maanden. Hij voorzag een uitbreiding van het aantal kapelaans en liet daarom op de boven verdieping een extra kamer maken voor de toekomstige derde kapelaan. Hij verluchtigde de beschrijving van de verbouwing in het Registrum Memoriale met een aantal foto’s van de oude situatie en de sloopwerkzaamheden. De kosten (FL.22.000,-) konden uit de gewone middelen worden betaald. In de jaren ’70 werd door pastoor
J. Alleman het interieur aangepast aan de nieuwe situatie die was ontstaan door de vermindering van het aantal bewoners van de pastorie. Vooral de keuken werd gemoderniseerd. Dat gebeurde om het huishouden efficiënter te kunnen voeren, de werkzaamheden van de huishoudster te verlichten en de kosten van de huishouding te verminderen. Ne de verandering in de R.K. kerk in de tweede helft van de jaren ’60 was de functie van pastorie langzaamaan veranderd.
Het werd steeds meer een vergader- en oefenruimte voor groepen en clubs die op een of andere manier bij de kerk en het reilen en zeilen van de pastorie betrokken waren. Zo kreeg bijvoorbeeld de Jongerenkerk, opgericht in 1969, zijn ‘home’ in de pastorie. Daar werden de teksten geschreven en liederen geoefend voor de succesvolle ‘beatmissen’ en ook nu nog worden de jongerendiensten daar voorbereid. Ook de acties rond de laatste restauratie zijn vanuit hieruit gecoördineerd en begeleid. De pastorie kreeg zo steeds minder een woonfunctie en steeds meer een parochiefunctie. Omdat de huidige indeling van het gebouw daar eigenlijk niet voor geschikt was, onderging de pastorie in 1991 een grondige renovatie.
De buitenkant werd niet gewijzigd, maar binnen werden de verschillende ruimtes zo aangepast dat de pastorie gebruikt kon worden als parochiecentrum.
Er kwamen bijvoorbeeld meer vergader- en oefenruimten. De pastoor ging verhuizen naar de Maerelaan en daarmee verviel de woonfunctie, die de pastorie van oudsher had, definitief.
Vernieuwing.
Voor de Tweede Wereldoorlog drukte de kerk duidelijk haar stempel op het leven van de katholieke Heemskerkers. Na de oorlog veranderde dit. Gemeente, provincie en Rijk namen verschillende taken van de kerk over.
Kinderbijslag en sociale voorzieningen maakten de mensen minder afhankelijk van de kerk. Katholieke verenigingen werden gedwongen zich aan te passen, wilden zij niet verdwijnen. Een goed voorbeeld is de St. Elisabeth vereniging. Deze hield zich aanvankelijk bezig met hulp aan zieken en kraamvrouwen. Maar richtte zich na de oorlog op de financiering van bedevaarten voor zieken en priesters naar Lourdes. Duidelijk kwam de veranderde positie van de kerk in Heemskerk aan het licht bij de bouw van een nieuw verenigingsgebouw in de jaren ’60. Er werden in die tijd plAnnen gemaakt voor een cultureel centrum voor heel Heemskerk. Hiervoor werd een commissie ingesteld, waarvan een niet-katholiek voorzitter werd.
Na een flinke stormnacht dreigt het kruis naar beneden te vallen. Een stuk ijzer van het kruis was al eerder op het dak van de kerk belandt. Met enige spoed wordt een kraan opgesteld om het geheel van de spits te halen. Zo heeft de toren een poosje zonder kruis moeten doorbrengen.
Dit leidde tot onenigheid. Het kerkbestuur besloot een eigen katholiek verenigingsgebouw aan de kerkweg te bouwen. Al gauw werd duidelijk dat de draagkracht van de Heemskerkse katholieke gemeenschap te boven ging. Nog geen jaar na de opening van ‘De Jansheeren’ op 4 februari 1965 constateerde de bisschoppelijke commissie die de financiën van de parochie in de gaten hield dat ‘de realisering van een dergelijk gemeenschapshuis de taak moet zijn van de
civiele overheid’. Vijf jaar later werd ‘De Jansheeren’ overgedaan aan de ‘Stichting Gemeenschapscentrum Heemskerk’. J. Nijman nam het café-restaurant over. De gang van zaken rond dit project toonde aan dat de kerk bij de financiering van grote projecten steeds meer moest samenwerken met de burgerlijke overheid en rekening moest houden met de wensen van ‘andersdenkenden’. Ook op religieus gebied deden zich na de oorlog aanzienlijke veranderingen voor. De opvolger van pastoor Van der Nouweland, W.A.A Berding, probeerde hier een begin mee te maken. De snelheid waarmee hij een aantal vernieuwingen introduceerde zorgde echter voor veel weerstand en de parochie. Pastoor Berding, ‘een echte heer’ volgens een parochiaan, begon met missen met volkszang, gezinsmissen en kaarsenprocessies. Bovendien werd voortaan alleen tijdens de mis en nadat de priester ter communie was gegaan de hostie aan de kerkgangers uitgereikt. Deze veranderingen werden in 1955 binnen twee weken ingevoerd. Pastoor Berding werd al na twee jaar overgeplaatst. Het gebrek aan medewerking uit de parochie had zijn werk te zeer bemoeilijkt. Pas in de jaren ’60 zouden de veranderingen die hij in gang gezet had, kans van slagen krijgen.
In Heemskerk resulteerde die vernieuwingen ook in een aanzienlijke verbouwing van het interieur van de kerk. In het parochieblad werd deze als volgt aangekondigd: ‘Ja, het was op maandagmorgen 28 november 1966 een gedenkwaardige mogen. Om half negen precies stonden de eerste vier manschappen te wachten. Binnen een kwartier denderden de hamerslagen in de kerk, die al gauw geen kerk meer genoemd mocht worden’. De resultanten van het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) maakten de vernieuwing mogelijk.
Daarnaast wilde de kerk in Heemskerk de ‘nieuwe Heemskerkers’ zo goed mogelijk in de parochie integreren. Een ander interieur zou daarbij kunnen helpen. De aanwezigheid van priesters die de ideeën van het Tweede Vaticaans Concilie ondersteunden, zoals pastoor M.C. van Stijn en kapelaan H.P. Mars hebben de weg vrijgemaakt voor de veranderingen. Bovendien was het 75-jarige jubileum van de bouw van de kerk een mooie aanleiding om iets nieuws te beginnen. Tenslotte sloot de verbouwing van het interieur goed aan bij de restauratie van de buitenkant van het gebouw die in 1965 gereed kwam.
In oktober 1965 deed de pastoor het kerkbestuur de suggestie dat als geschenk bij het jubileum ‘een verbouwing aangepast aan de huidige liturgische eucharistieviering’ zou worden aangeboden. Het kerkbestuur was enthousiast en onder leiding van kapelaan Mars kwam de actie ‘Nu of Nooit’ van de grond. In het eerste nummer van het gestencilde actieblad ‘Nou of Nooit’ (later Nu of Nooit) van 16 januari 1966 legde de redactie uit dat het de bedoeling was met dit blad de parochianen op de hoogte te houden van de vorderingen van de actie om het interieur te vernieuwen. Bovendien wilde men de parochie zelf aan woord laten, waarbij het echt gaat om ‘woord en wederwoord’ bij het tot stand brengen van de veranderingen van het interieur van ons Kerkgebouw. Dat is beslist niet de zaak van de pastoor met een paar kapelaans en het kerkbestuur. Het is Uw Kerk en dus ook Uw werk!! Voor reacties was er een ideeënbus achter in de kerk waarin parochianen hun voorstellen voor de verbouwing, hun aanmoedigingen maar ook hun kritiek konden deponeren. De vernieuwing van het interieur was ook de aanleiding om te praten over kerkelijke en religieuze zaken.
Dagkapel aan westzijde met schilderij “De marteldood van St. Laurentius” ± 1650
Daartoe werden ‘gespreksavonden’ georganiseerd over thema’s als ‘eucharistie en dagelijks leven’, de biecht, de zondagsplicht, de positie van de vrouw en ‘het huwelijk’. Bij dat laatste thema vroeg men zich af ‘hoe (…) de man van de praktijk de normen van het seksuele leven (ziet)? Is dat ergens een aangelegenheid van de Kerk? Is begeleiding zowel vóór als tijdens het huwelijk niet meer gewenst?’ Al deze activiteiten moesten leiden tot meer betrokkenheid van de parochianen. En door verplaatsing van het altaar zou deze betrokkenheid ook tijdens de mis beter lukken. ‘Vergeet niet’ aldus een artikel in ‘Nu of Nooit’, dat het op de eerste plaats gaat om de beleving van de liturgie als een heilig gebeuren, waarbij je persoonlijk geraakt wordt’. Maar wat vonden de parochianen nu zelf van al deze vernieuwingen?
Het Laatste Oordeel
In het begin van de Laurentiuskerk was boven de boog van de absis ‘Het Laatste Oordeel’ geschilderd. Bij een opknapbeurt in de jaren ’50 werd het met muurverf overgeschilderd, waardoor een groot saai vlak ontstond. WAnneer in augustus 1987 in het priesterkoor een steiger wordt geplaatst, rijst de vraag of op dit muurvlak niet opnieuw een ‘Laatste Oordeel’ aangebracht kan worden. Bij toeval ontmoeten enkele leden van de CIL, de ‘Commissie Interieur Laurentiuskerk’, de beeldende kunstenaar Robert Smit, die zijn atelier heeft in de voormalige Mariaschool tegenover de kerk. Hem wordt gevraagd een muurschildering van ‘Het Laatste Oordeel’ te maken, dat eigentijds en herkenbaar moet zijn.
Het moet ook met de stijl van de kerk harmoniëren. Op 28 september 1987 wordt tijdens een vergadering van de CIL over het ontwerp van ‘Het Laatste Oordeel’ gesproken. Als voornaamste vraag is aan de orde: ‘Past de schildering in onze kerk?’ Uitvoerig wordt van gedachte gewisseld over vorm, compositie en kleuren. De kunstenaar krijgt het vertrouwen van de CIL. Na goedkeuring van de werktekening door het kerkbestuur begint Robert Smit hoog op de steiger aan zijn creatie.
Doopvond uit ± 1880
Het schilderen in de kerk biedt veel voordelen. Hij zegt er zelf van: ‘Het schilderstuk wordt gemaakt in een omgeving die de juiste atmosfeer ademt. Bovendien is het licht in de kerk totaal verschillend van dat in mijn atelier, zodat ongewenste kleureffecten achterwege blijven’. Op 12 december 1987 is het kunstwerk gereed. De kunstenaar zelf licht het tijdens de eucharistievieringen toe. Hij zegt: ‘Deze eigentijdse verbeelding van ‘Het Laatste Oordeel’ wil wijzen op een schone, bevrijdende van de gebeurtenis en niet langer op een eeuwige verdoemenis (…) Daarom is in dit schilderwerk gekozen voor heldere, feestelijke kleuren, en een gezichtsuitdrukking van Christus, die niet afkeurt, die ook niet goedkeurt, maar die – als je heel goed kijkt – bijna knipoogt tegen het Leven diep in ons, die eigenlijk van af het allereerste begin geweten heeft dat het goed, heel goed zou aflopen in een einde dat eindeloos is.
Heilige Doopbeloften en Aflegging Geloofsbelijdenis uit 1943 (Voor de meisjes)
De briefjes uit de ideeënbus zijn niet bewaard gebleven en ook over de opkomst bij de gespreksavonden zijn geen gegevens bekend. Wel kennen we de uitslag van een enquête die werd gehouden naar aanleiding van de voorgenomen plAnnen voor de verplaatsing van het altaar naar het priesterkoor. De meerderheid, ruim 60%, bleek voor te zijn, ongeveer 24% was tegen en 10% had geen mening of geen interesse. Het niet overweldigende enthousiasme voor de interieurvernieuwing kwam nog duidelijker naar voren in de geringe financiële toezeggingen die door de enquêteurs werden genoteerd. Aanvankelijk werd de opbrengst op niet meer dan Fl.10.000,- geschat, waarmee slechts 10% van de kosten zou kunnen worden gedekt. Uiteindelijk bleek toch dat de Heemskerkers in het jubileumjaar een aanzienlijke bijdrage leverden van ruim FL.25.000,-.
Op zaterdag 4 februari 1967 om zeven uur ’s avonds vond de plechtige consecratie van het nieuwe altaar plaats door bisschop Zwartkruis. Zondag 12 februari kwam hij terug om zoals het feestprogramma vermeldde ‘pontificaal de Eucharistie (te) vieren uit dankbaarheid bij het 75-jarige jubileum van onze kerk’.
Met deze vernieuwing van het interieur en andere houding tegenover de parochianen probeerde de R.K. kerk in te spelen op de veranderingen in Heemskerk. Het succes van deze vernieuwing bleef echter beperkt.
Heilige Doopbeloften en Aflegging Geloofsbelijdenis uit 1943 (Voor de jongens)
Verval.
De vernieuwingen binnen R.K. kerk bleken geen oplossing te bieden voor een aantal fundamentele problemen waarmee de kerk ook vóór 1967 al te maken had. De ontkerkelijking, een nationaal verschijnsel dat in de jaren ’60 sterk toenam, had ook gevolgen voor de katholieke parochies in Heemskerk. De meeste katholieken stonden nog wel ingeschreven als katholiek maar kwamen steeds minder naar de kerk. De eerste statische gegevens dateren uit 1966. In de weekeinden van 16 en 23 januari bezochten gemiddeld 3.000 katholieke Heemskerkers de Laurentiuskerk. In 1976 waren voor het eerst minder dan 2.000 bezoekers en 1981 dook het gemiddelde onder de 1.000 kerkbezoekers per weekeinden. Dit had grote gevolgen voor het reilen en zeilen van de parochie, vooral in financieel opzicht. De inkomsten daalden terwijl de uitgaven toenamen. Pogingen om de opbrengst van de collectes te verhogen slaagden niet. Geldgebrek leidde ertoe dat de tuinman werd ontslagen en de koster slechts voor 20 uur in dienst kon blijven. Wel werd voor hem vervangend werk gevonden als begrafenisondernemer. Een ander probleem was dat het dak en de toren nodig moesten worden hersteld, wat FL.450.000,- vergde. In deze financieel moeilijke periode werd op 27 oktober 1970 voor het eerst gesproken over de sloop en de toren en modernisering van de kerk. Het kerkbestuur was echter niet van plan in te gaan op dit voorstel, dat was gedaan door iemand van buiten het bestuur. Men besloot te proberen de kerk op de monumentenlijst geplaatst te krijgen.
Er vond overleg plaats met N.P. Steenstra, directeur Gemeentewerken, en
H. Heesterbeek, chef van de afdeling financiën van de gemeente Heemskerk.
Vrijstelling vordering van rijwielen verleent aan Velzeboer Nicolaas P.
Pastoor J. Alleman en de leden van het kerkbestuur waren bang dat de spits en kruis van de toren zouden afbreken en een ramp veroorzaken. Steenstra drong erop aan geen overhaaste beslissingen te nemen. Hij stelde dat ‘deze prachtige toren, die het beeld van Heemskerk beheerst, gespaard moet blijven. Dit is niet alleen een taak van het kerkbestuur maar van de gehele gemeente’. In januari 1973 werd een stichting in het leven geroepen om de toren te restaureren. Op 14 maart 1974 besloot het kerkbestuur de toren op de monumentenlijst te laten plaatsen, wat twee jaar later ook gebeurde. Pogingen om subsidies te krijgen verliepen echter moeizaam. Er werd geschreven en gebeld met het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, Monumentenzorg en het bisdom. De subsidieaanvraag liet lang op zich wachten en telkens uitgesteld omdat er geen tekeningen of bestek waren. In de jaren dat de aanvraag om subsidie liep werd alleen het hoognodige aan onderhoud gedaan. Het gebouw ging steeds meer gebreken vertoren en dreigde zelfs een gevaar voor de kerkgangers en omwonenden te worden. In 1976 staakte de firma Stam ‘wegens gevaar opleverende omstandigheden ’de herstelwerkzaamheden aan het dak. Eind 1977 werd het kruis van de toren gehaald nadat enkele maanden daarvoor een ‘stuk ijzer’ van het kruis was gevallen. Het was duidelijk dat een grondige restauratie noodzakelijk was. De laatste grote opknapbeurt was al begonnen op 28 mei 1956. Kosten ruim FL.70.000,-. Vooral het interieur werd onder handen genomen.
De glas-in-loodramen moesten vervangen worden door nieuwe ramen.
S.P.L. Deze collecte is bestemd voor onze priesterstudent uit Afrika die op 7 dec geweid wordt.
Ook de raamstijlen moesten worden vernieuwd omdat er stukken zandsteen naar beneden dreigden te vallen. Daarnaast moesten maatregelen worden getroffen om het vocht uit de kerk te kunnen houden. Grote delen van de muur moesten bijvoorbeeld worden afgebikt en opnieuw gepleisterd. Eind december 1957 was de restauratie van het interieur voltooid en was het nieuwe raam met een voorstelling van Maria door de kunstenaar Jan Everts in de kerk geplaatst. Van de overgebleven FL.10.000,- werd het priesterkoor gerestaureerd. In 1962 werd deze restauratie afgesloten met de verwijdering van de ‘oude preekstoel’ uit de kerk. De noodzakelijke werkzaamheden aan de buitenkant werden niet uitgevoerd vanwege geldgebrek. Vooral de toren bleek zeer snel achteruit te gaan. Werden in 1963 de herstelkosten nog geraamd op FL.50.000,- in 1967 was dit bedrag al opgelopen tot Fl.225.000,-. Het gebouw zo goed als zo kwaad als het ging onderhouden. Ook toen al zetten de parochianen zich in voor het behoud van de kerk. Door een defect aan de elektromotor voor het luidmechanisme van de kleine luidklok en door de slechte toestand van de klokkenstoel, leek het erop dat in 1978 de klokken met Kerstmis zouden moeten zwijgen. Twee parochianen, Hans Baltus en Ko Beentjes, wilden zich hier niet bij neerleggen en togen aan het werk. Zij slaagden erin de mankementen te verhelpen, zodat de klokken met Kerstmis toch beierden. Baltus en Beentjes begonnen daarna met het repareren van het uurwerk, dat al 20 jaar lang 10 voor 7 aangaf.
De jongen met het collectebord staat aan de linkerzijde terwijl passanten geld in de collectebus deponeren.
Maanden lang brachten ze al hun vrije tijd door in de koude en tochtige kerktoren. Het uurwerk werd schoongemaakt en voorzien van nieuwe wijzerplaten. Ook werden de gewichten aangebracht die al die tijd in het stookhok achter de pastorie hadden gelegen.
In 1980 ging opnieuw een groep vrijwilligers aan het werk. Dit keer werd de buitenkant van de toren hersteld. Dat was hard nodig want ‘de platen zink (…) zijn op vele plaatsen doorgeroest en krullen vervaarlijk op’, zo meldde het Weekblad voor Heemskerk. De inspanningen van deze vrijwilligers werden bekroond met het opnieuw plaatsen van het kruis met een vergulde haan op de toren. Deze initiatieven van parochianen zouden de voorbode blijken te zijn van de grootscheepse restauratie die in de jaren ’80 zijn beslag kreeg.
Prent van Pastoor J.A. Schoonderwoerd
Naamlijst van Pastoors te Heemskerk vanaf 1891:
JohAnnes Josephus van Leipsig 1888 – 1913
JoAnnes Thomas Boonekamp 1913 – 1926
Hieronymus Franciscus Heijtveldt 1926 – 1927
Louis Philibertus Josephus Paulussen 1927 – 1937
Leonardus Cornelis van der Nouweland 1937 – 1954
Wilhelmus A.A. Berding 1954 – 1946
Marinus Cornelis van Stijn 1956 – 1972
Jan J.M. Alleman 1972 – 1992
Naamlijst van Kapelaans te Heemskerk van 1891:
Ger. Moerland 1888 – 1890
Ger. Laur. Buren 1890 – 1893
Petrus de Wit 1893 – 1901
Herm. J. Ch. Haver 1898
Joh. Franc. Hend. Root 1901 – 1904
Corn. M. Jonckbloedt 1902
Ant. J.J. Leusen 1903
Leonard Jos. Schalke 1904 – 1908
Nic. Hendr. Aanstoots 1908 – 1913
Adr. J. bern. Van Dieren 1913 – 1916
Herm. N.P.J. Berkhout 1916 – 1919
Joh. D. Sistermans 1916 – 1919
Wilh. J. Warmenhoven 1919 – 1922
Joh. Sommer 1919 – 1923
Herm. C.A.M. Roelvink 1922 – 1928
Pieter Poppen 1923 – 1925
Willibr. J.J.M. v.d. Berg 1925 – 1926
Jac. Joh. Houdijk 1926 – 1933
Wilh. Pert. Maria Haring 1928 – 1930
Cornelis Nijsten 1930 – 1931
Petr. Adr. Ant. Verhouckx 1931 – 1933
Petr. Th. Anth. Perquin 1933 – 1937
Math. Greg. Van Rijn 1934 – 1935
Hendr. Joh. Ant. Schouten 1936 – 1938
Joh. Math. Th. Reiber 1937 – 1939
Aug. Will. Ant. Danckaarts 1938 – 1940
Joh. A.M. van Adrichem 1939 – 1941
Ant. H. Huyboom 1940 – 1944
Nic. P. Velzeboer 1941 – 1946
Joh. Ger. V.d. Kley 1943 – 1949
Wilh. Gradus Keijzer 1944 – 1948
J.A.H. Buffing 1948 – 1951
F.P.J. Barentse 1949 – 1955
W.F. Friebel 1951 – 1955
R.J. v.d. Steen 1955 -
E.J.M. Hollink
H.P. Mars
Het Mariaklooster en de zusterscholen.
Wat nu het uitvaartcentrum naast de kerk is, was tot 1974 het klooster van de Zusters Franciscanessen van Bennebroek. Achter en tegenover dit klooster stonden hun scholen waarin zij meer dan negentig jaar het onderwijs verzorgden.
In 1873 begon pastoor H.G. van Wijk met een fonds ‘ter stichting van een school voor lager onderwijs of van Geestelijke Zusters ter bewaring en opvoeding der kinderen in de parochie van Heemskerk’. In dit schoolfonds werden ondermeer de baten van het kerkhof en de opbrengst van de kaarsenverkoop gestort. Door dit fonds hoopte de pastoor een kapitaaltje te kunnen opbouwen om een school te stichten onder leiding van zusters. In 1876 werd boerderij ‘De Vermaning’ gekocht die zou moeten dienen als huisvesting van de zusters en van de school.
Deze boerderij stond naast de huidige Laurentiuskerk aan het Marquettepad (thans A. Verherentstraat). In het Registrum Memoriale van 25 januari 1976 schreef pastoor Van Wijk: ‘Heden heeft het parochiaal kerkbestuur, behoorlijk daartoe door Monseigneur den Bisschop van Haarlem gevolmagtigd, bij publieke notariële verkooping in de Beverwijk aangekocht de boerenhofstede met stal, berging van hooi, dorsch erven en boomgaard aan de Noordwestzijde der pastorie, vroeger genaamd Menno Simons en behorende aan de Mennonieten armen in Beverwijk’. Vanaf 1880 ging de pastoor uitvoerig corresponderen met verschillende zustercongregaties in den lande. Het is zijn vurige wens dat in 1882 de zusters er zullen zijn. Dan is hij ook 40 jaar in de Laurentius werkzaam. De pogingen zusters naar Heemskerk te laten komen verliepen echter uiterst moeizaam.
Veel parochies wilden zuster- en broeder- scholen oprichten om het katholiek onderwijs, dat niet door de overheid werd betaald, te laten behartigen.
De vraag is groot, het aanbod gering. Toch lukt het pastoor Van Wijk in 1884 de eerste religieuzen naar Heemskerk te laten komen. Op 19 maart van dat jaar werd bisschoppelijke goedkeuring verleend aan een overeenkomst tussen kerkbestuur en de congregatie van de zusters Franciscanessen te Rotterdam. De congregatie verbond zich tot het zenden van zes zusters. Eén ervan zou de leiding van de Bewaarschool krijgen, één zuster kreeg het beheer van de Naai- en Brei- school. Op 5 juni 1884 arriveerden Moeder Theresia van Heeswijk met haar vijf zusters. Ze namen hun intrek in ‘De vermaning’, die inmiddels als klooster en school was ingericht. Pastoor Van Wijk kon met voldoening aan de toenmalige schoolcommissie meedelen dat op 9 juni 1884 de Naai- en Brei- school geopend was. ‘De school begon met 200 kinderen en kreeg zo’n goede naam dat meisjes uit omliggende gemeenten ook op de ‘St. Maria-school’ wensten geplaatst te worden’, aldus de kroniek van de Zusters franciscanessen. Een jaar late, in 1885, kreeg zuster Gregoria de leiding van de Leerschool voor meisjes. Aan de wens van pastoor Van Wijk was toen voldaan. Tien jaar later bleek de school in ‘De vermaning’ te klein te zijn. De bouwpastoor van de kerk, Van Leipsig, besloot daarom in 1895 een klooster te laten bouwen, met daarachter enkele schoollokalen. De architect van de kerk, Tonnaer, maakte hiervoor het ontwerp. Op 14 augustus 1895 kon tussen het kerkbestuur van de Laurentiuskerk en aAnnemer H.W. Duyn te Beverwijk een contract van aAnneming worden gesloten. Hierin werd ‘onderhandsch’ aanbesteed ‘de verbouwing van de R.K. Zustergesticht met schoollokalen te Heemskerk, alles
volgens den architect J.H.Tonnaer gemaakte teekeningen, bestek en voorwaarden en verder onder diens leiding en toezicht voor FL.16.200,-’. Uit de tekeningen en bestek blijkt dat met de verbouwing de bouw wordt bedoeld. Tijdens de bouw werd het onderwijs gegeven in slot Assumburg. Uit de kroniek van de zusters: ‘Velen herinneren zich nog de kleine tentwagentjes waarmee de zusters ’s morgens werden weggebracht en s’ avonds gehaald. En hoe gelukkig was het kleine volk als ze een eindje mochten meerijden, omdat vader of grootvader koerier was’. Vanuit het Mariaklooster konden de zusters hun onderwijstaak behartigen. Hun schoollokalen grensden aan het klooster. Ze vormden er een eenheid mee, zoals de uiterlijke vorm van het klooster een harmonische vorm met de Laurentiuskerk vormde. In de woorden van de zusterkroniek: ’t Ligt er zo een met de kerk dat er dikwijls aangebeld wordt, wijl men meende aan de pastorie te zijn. ’t Is een aardig kloosterke. Aan de Anthonie Verherentstraat rijst de ronde bouw, de altaarnis van de kapel omhoog en verder in de voorgevel prijkt het beeld van der Onbevlekte, Patronesse der Stichting’. In 1896 kon de school met zes klassen beginnen. Bewaar- en Naai- en Brei- school telden toen 343 kinderen en dat terwijl er nog geen leerplicht bestond. De leerplichtwet werd voor het eerst in 1900 ingevoerd.
Inmiddels waren er dertien zusters waarvan vier onderwijzeressen. Elk jaar werd de school groter. In 1908 moesten er vijf lokalen worden bijgebouwd. Architect Tonnaer tekende terwijl Joh. Henneman, meester-timmerman en aAnnemer te Heemskerk, de lokalen bouwde voor een totaalbedrag van FL.9.243,43. Nog steeds moest de school bekostigd worden uit het schoolgeld dat de ouders moesten betalen en uit bijdragen van de Laurentiusparochie. Daaraan kwam een einde toen in 1917 de financiële gelijkstelling van openbaar in de grondwet werd geregeld. De gemeente ging toen de stichting van nieuwe schoolgebouwen betalen.
Met die financiële steun werd de St. Mariaschool met gymnastieklokaal (voor die tijd heel bijzonder!) tegenover het klooster gebouwd door twee aAnnemers: Jan Tromp uit Castricum en de al eerder genoemde Joh. Henneman uit Heemskerk naar een ontwerp van architect W. Robbers. Op 2 januari 1921 werd de school plechtig ingewijd. In die nieuwe school werd door zusters en lekenonderwijzeressen (de eerste was al aangesteld in 1908) lager onderwijs gegeven. De godsdienstige vorming stond in deze zusterschool hoog in het vaandel. Bidden vóór en na schooltijd, elke dag godsdienstles en veelvuldig bezoek aan de Laurentiuskerk waren vanzelfsprekende facetten van deze vorming. In 1934 verhuisde de bewaarschool van de schoollokalen achter het klooster naar de nieuwe Mariaschool. De lege lokalen achter het Mariaklooster kregen een andere naam en een andere bestemming. ‘De Burcht’ zo is in de kloosterkroniek te lezen, kwam vrij voor het Jeugdwerk. Wat een rijkdom voor de betreffende Directeurs! Elke avond weerklonk het geroep der ‘ridders’ in het rond! Zelf hadden ze een lokaal ingericht als kapel (…). De andere lokalen waren voor spel. De kloosterlijke stilte leed er wel wat onder’. Op 15 december 1939 werden de scholen en ‘De Burcht’ in verband met de mobilisatie in beslag genomen. Ze dienden als huisvesting voor de soldaten, als bureau voor de militaire overheid en als opslagdepot. Na de capitulatie van Nederland op 14 mei 1940 vertrokken de Nederlandse soldaten. In 1943 kreeg ‘De Burcht’ een nieuwe bestemming. Toen moesten de zusters Ursulinen met hun kweekschool voor onderwijzeressen op bevel van de Duitse bezetting uit Bergen evacueren. Door bemiddeling van pastoor L.C. van der Nouweland kregen zij toen een gastvrij onderdak in ‘De Burcht’. Dat duurde tot 1945.
Laurentiuskerk
Hoe komt de kerk aan zijn naam?
In het eerste stuk van het verhaal hebben we gelezen dat de Heilige Laurentius ten tijde van de Romeinse overheersing leefde. Hij was afkomstig uit Spanje en werd naar Rome gehaald. Daar werd hij door de Romeinse gezagdragers veroordeeld en onthoofd.
Omdat Laurentius altijd al als een Heilige werd beschouwd, was het dus niet noodzakelijk om hem heilig te verklaren.
Waarom de Laurentiuskerk als patroon Heilige Laurentius heeft gekozen is helaas uit het verhaal niet naar voren gekomen.
De tekst in het hoofdstuk over de Laurentiuskerk heb ik letterlijk overgenomen uit ‘Honderd jaar Laurentiuskerk in Heemskerk’ omdat die tekst het meeste paste bij de ansichtkaarten en foto in dit hoofdstuk.
Verder zitten in dit hoofdstuk ook vier ansichtkaarten uit 1994. Deze kaarten heb ik erin gezet omdat ik vond dat de kerk na de restauratie ook gezien mag worden.
Ook hierbij staat een beschrijving, die ook weer uit het boek over de Laurentiuskerk komen.
Anthonie Verherentstraat
Hoe komt de straat aan zijn naam?
Anthonie Verherent was pastoor van Heemskerk tussen 1656 en 1672. Hij was tevens de huiskapelaan van jonkvrouwe Anne de Renesse van Assumburg. Hij werkte in Heemskerk, Castricum en Limmen.
Deze straat werd ook wel geschreven als Anthony Verheerentstraat.
Bij raadbesluit van 5 augustus 1930 werd besloten om deze straat
Anthonie Verherentstraat te noemen.
Extra:
Meer foto’s over de Laurentiuskerk en Anthonie Verherentstraat van na 1990?
Pak de rode map ‘Een groet uit Heemskerk’ foto register.
In deze map staan de straten op alfabetische volgorde. Sla de gewenste straat op en op het eind van de regel staan fotonummers en in welke map ze zitten. Het stukje tekst ervoor geeft in het kort wat er op de foto te zien is. Net zoals in deze map heb ik bij iedere foto heb ik geprobeerd er een klein verhaaltje bij te schrijven over wat er te zien is op de foto.
terug
|
Hoge werffie
In het volgende hoofdstuk gaan we weer verder om de geschiedenis van Heemskerk in kaart te brengen. Nadat we de Laurentiuskerk van onder tot boven hebben gezien wordt het tijd om weer eens een stukje te gaan wandelen. Dat doen we dan ook en beginnen bij het eind van de A. Verherenstraat en het begin van het Hoge werffie.
Het Hoge werffie was een verhoogd zandplateau dat tijdens de duinenvorming was ontstaan, zo’n vijfduizend jaar geleden. In het begin van onze jaartelling woonde er mensen op deze strandplateaus in kleine hutten van leem en plaggen.
Enfin, jaren verstrijken, zandverstuivingen zogen voor de groei van de duinen en de Oer-IJ trekt zich terug, mede door de inpoldering. Het Uitgeestermeer bijvoorbeeld is een restant van de Oer-IJ. De Oer-IJ was niet anders dan een delta van strandplateaus van de kust tot de Zuiderzee.
Goed, het Hoge werffie, in het kort de geschiedenis ervan. Nu wat er op de foto’s staat. We beginnen op het eind van de A. Verherenstraat en hebben doorkijk in de richting van het Hoge werffie.
Links van ons staat de meisjesschool St. Maria. Rechts van ons staat het klooster waar de nonnen wonen die les geven op de scholen.
Links zien we de Kerklaan met De Berkelaer. Het winkeltje waar vroeger Bergfeld met manufacturen en confectie in zat. Na Berghuis kwam er een slijterij in. Slijterij Frans Bekker. Het huis aan de rechterkant werd bewoond door twee families Familie Henk van der Zon en familie Stein. Het huis daarnaast daar naast maar dan van ons afgezien dan, woonde Piet Loos. Het huis waar de melkbus voor de deur staat, was boerderij van Jan de Wit, onze stamboom genoot. Na de slijterij kwam in De Berkelaer een tekenbureau en heeft lange tijd gediend als kantoor voor de Vakbond FNV. Het ijzeren hekwerk dat voor de Mariaschool staat, is in ± 1978 opgeruimd omdat het uit elkaar begon te vallen.
Als we rechtuit kijken, kijken we dus in de toekomstige Ingen Houszstraat. Ook zal er aan het eind van de Ingen Houszstraat een plein verschijnen, het Bachplein wel te verstaan.
We zijn een stukje verder de A. Verherenstraat ingelopen in de richting van het Hoge werffie en staan ter hoogte van de Kerklaan. Voor ons staat de boerderij van Jan de Wit, waar net nog de melkbus voor de deur stond.
De landerijen rondom de boerderij zoals we op de vogelvluchtfoto hebben kunnen zien die vanuit de Laurentiustoren zijn genomen behoorde ook bij de boerderij.
De boerderij is in 1969 gesloopt en kwamen parkeerplaatsen voor in de plaats.
Ook kwam hier de Vivaldistraat te liggen. Iets verder begin de oorspronkelijke Noordermaatweg, ongeveer te hoogte van de huidige Händelstraat.
Op de achtergrond zien we de huizen staan die eind jaren ’50 zijn gebouwd in de wijk Oosterzij. De boerderij stond naast het klooster en de Laurentiuskerk.
Om een mooi uitzicht te krijgen over het Hoge werffie, zijn we nog eenmaal terug de toren van de Laurentiuskerk in geklommen. We kijken noordwestelijk in de richting van de Marquettelaan.
Als we naar deze foto kijken dan doen we een grappige ontdekking, namelijk als de onderste foto ernaast leggen, dan vormen zij een geheel, als een panorama foto. Echter de eerste is iets uitvergroot ten opzichte van de tweede.
Op deze foto zien we rechts boven van de laatste bewoner, familie Schoonenberg, daarvoor woonde in deze boerderij familie Willem Dam. Schuin achter de boerderij van familie Schoonenberg stond een klein huisje. Daar woonde Dirk Koopman en had daar een winkeltje waar hij vis en groente verkocht. Daar woonde ook de familie Lou Schouws-Niesten.
Rechts in het midden van de foto zien we een El-vormige huis staan. Hier woonde de familie Kuil, Lammers en de familie Piet Loos. Het huis met de hooiberg dat we onder op de foto zien, is van familie Jan de Wit. En helemaal links onderin zien we De Berkelaer waar toen een gordijn en tapijthandel van Bergfeld in zat.
Over het Hoge werffie doet een legende de ronde. De legende verteld dat er op het Hoge werffie een pastorie heeft gestaan, ten tijde dat de oude Laurentiuskerk in het dorp door de gereformeerde werd overgenomen die er de naam Nederlands Hervormde Kerk aangaven. Maar toen zaten de katholieken zonder kerk. Lange tijd was dat ook verboden. Niet in het openbaar maar wel achter gesloten deuren.
De zogenoemde schuilkerken deden hun intocht. De nonnetjes en priesters die voorgingen in de schuilkerk moesten dus over het Hoge werffie naar de kerk en weer terug. Het huis waar zij in woonde was waarschijnlijk een omgebouwd woonhuis. En stond ter hoogte van het huis van Kuil, Lammers en Loos.
Gelijk met de sloop van de oude schuilkerk is ook dit gedeelte gesloopt.
We staan nog steeds boven in de Laurentiustoren en kijken in de richting van de toekomstige Ingen Houszstraat. Dit plan werd eind jaren ’50 gebouwd, om het personeel dat kwam werken bij Hoogovens kwam werken, onderdak te kunnen bieden. Dit ging ook onder de wooncorporatie Breesaap.
Op de achtergrond zien we landgoed Marquette liggen tussen het groen. Je kon haast zeggen dat de bewoonde wereld hier ophield.
Onder op de foto zien we nog een paadje dat naar Noord-dorp leidt. Toen werd het nog Noordermaatweg genoemd. Thans ligt hier de Händelstraat.
Het is wel duidelijk dat de Mozartvijver nog niet bestond, en van het Steenstrapark had ook nog niemand gehoord. Het stukje dak dat we net onder op de foto zien, is van de boerderij van familie Jan de Wit. Een stamboomgenoot van familie de Wit.
We zijn weer naar beneden geklommen en lopen nu over het pad naar het Hoge werffie. Links en rechts zien we een aantal huizen staan, daar hebben uiteraard mensen gewoond. We beginnen links.
Het valt op dat daar een gebouwtje staat waar in de gevel een geel kruis met een rode achtergrond is gemetseld. Dit klopt ook wel, want hier was de opslagruimte van het Wit-Gele Kruis die aan de Jan van Scorelstraat was gevestigd. Een soort uitleen was dit al, tevens was het een post van de E.H.B.O. Toen het gebouwtje naderhand geen functie meer had, werd het gesloopt en werd er een garage voor in de plaats gezet. De garage werd eigendom van de bewoners van De Berkelaer.
Rechts zien we een dubbel woonhuis, in het rechter gedeelte woonde Cor Cornelisse en later weduwe Kuil. Het jongentje dat net op het randje van de foto staat, is waarschijnlijk een zoon van Cor Cornelisse. In het linker gedeelte woonde Lou de Wit en later Tinus Kuil, ook wel ‘Gerrit Half’ genoemd.
In het volgende pand woonde Barend de Roode en later Henk van der Son.
Ook woonde aan de rechterzijde van de A. Verherenstraat Gerrit de Ruijter en Ant en Hein Blankendaal.
Toch maar weer even naar boven voor een snelle kiek. We weten de weg inmiddels en de pastoor begint licht geïrriteerd te raken omdat we steeds heen en weer lopen in zijn Tempel. Maar na enige uitleg over het hut ervan, geeft hij toestemming om weer naar boven te gaan. We hebben hier dus al menig maal gestaan, alleen deze keer zijn we een paar jaar verder. We kijken in de Noordwestelijk in de richting van de Marquettelaan.
In de verte zien we een grote zandvlakte liggen. Hier wordt de wijk Oosterzij gebouwd. Hier komen de Wagenaarstraat, de Ravelstraat en de Pijperstraat te liggen. De huisjes links naast de zandvlakte, staan aan de Marquettelaan tussen de toekomstige Bachstraat en de Mozartstraat. Ter hoogte van de van de houten heistelling, zal eind jaren ’70 het nieuwe gemeentehuis worden gebouwd.
Uit de adresboek van 1930/31 vinden we de volgende bewoners in A. Verherenstraat. Op nummer 2 woonde in de pastorie pastoor L.Ph.J. Paulussen, op nummer 6 woonde de nonnetjes in het klooster. Op nummer 8 woonde Jan de Wit in de boerderij, gevolgd door Cor Cornelisse op nummer 12, hij was timmerman, dan volgt op nummer 14 Lou de Wit, veehouder, Op 16 Henk van der Son, betonwerker, op nummer 18 K. Velseboer, tuinder, op nummer 20 B. Lammerse, arbeider, op nummer 22 N. Ursem, ook arbeider en als laatste op nummer 24 woonde H. Heesterbeek, zijn beroep was timmerman.
Aan de linkerzijde van de A. Verherenstraat woonde op nummer 3 Meester J.H.W. Gallee. Hij staat als hoofd van de Rooms-katholieke school te boek.
Schilderij Hoge werffie ± 1933
Dit maal geen foto of een ansichtkaart, maar nu maar weer eens een schilderij. Al hoe wel het al de tweede in dit boek is. Op het schilderij zien we een overzicht vanaf het Hoge werffie in de richting van de Laurentiuskerk. De Laurentiuskerk zien we dan ook duidelijk op de achtergrond staan. Geheel rechts op het schilderij zien we een deel van de meisjesschool St. Maria. Daarvoor staat De Berkelaer.
Aan de overzijde van de A. Verherenstraat zien we de woning van Henk van der Son. Op de voorgrond aan de linkerkant zien we de woning van Kuil, Lammers en Loos.
De schilder van dit schilderij, ene Jaap Koopman, nam het niet zo nauw met de verhoudingen en afstanden tussen de huizen. Want in werkelijkheid zou de boerderij van De Wit er ook op moeten staan. En nog een paar andere gebouwen.
Maar goed, deze Jaap Koopman had een mooi schilderij gemaakt van de woningen aan de A. Verherenstraat. Maar toen het oorlog werd, ging hij de fout in. Hij sloot zich namelijk aan bij de Duitsers. Hij werd NSB’er. Niemand wilde meer iets met Jaap te maken hebben. Ook nadat hij zijn gevangenisstraf had uitgezeten werd hij nog genegeerd.
Het schilderij verdween in de oorlog in een kluis waardoor het in de vergetelheid raakte. Pas laat in de jaren ’90 kwam het schilderij weer boven water bij een oud familielid van deze Jaap.
Nadat we net het schilderij van Jaap Koopman hebben bestudeerd, komen we tot de conclusie dat de foto hiernaast, wel erg veel op het schilderij lijkt. Het is dan ook wel zeer goed mogelijk dat beide op dezelfde plaats zijn gemaakt. Maar zoals ik al bij het schilderij vertelde, was Jaap zijn gevoel voor afstand en verhoudingen.
Het huis dat hier midden op de foto staat, werd dus bewoond door drie families. Te weten Kuil, Lammers en Loos.
Links naast het huis van Kuil, Lammers en Loos zien we heel in de verte de boerderij van Frans Seignette aan de Neksloot staan.
In het midden van de foto tussen de twee huizen in, zien we op de achtergrond ook een stukje nieuwbouw staan. Dit zijn huizen in de wijk Poelenburg. Ze staan onder andere aan de Laan van Assemburg en Genestetstraat.
We staan op het Hoge werffie en kijken in de richting van de Laurentiuskerk.
U zou zich misschien afvragen waarom er bijna twee dezelfde foto’s achter elkaar in dit hoofdstuk zijn geplakt. Inderdaad, de gelijkenis is bijna treffend. Met de nadruk op bijna. Deze twee foto’s zijn vlak achter elkaar genomen. Want als we de schaduwen van de schoorstenen op de daken bestuderen blijkt dat de stand van de zon op beide foto’s precies gelijk is. Tevens zijn de gebouwen en de kerk op de zelfde afstand genomen.
Het verschil zit hem echter in de locatie waar de foto’s zijn genomen.
De eerste foto is namelijk aan de rechterkant van het pad over het Hoge werffie genomen en de tweede foto is links van het pad genomen. Dit is onder meer te zien aan het pad zelf, maar ook aan de oude boomstronk dat op de voorgrond aan het begin aan de rechterkant van het pad ligt.
De fotograaf heeft dus tussen het maken van deze twee foto’s, een afstand van ongeveer 20 tot 30 meter afgelegd. Dat is het verschil tussen deze twee foto’s.
Na een eindje te hebben gelopen op het Hoge werffie in noordwestelijke richting, komen we uit bij een boerderij. Deze boerderij is van de familie Henk Schoonenberg. Voordat deze boerderij overging in handen van Henk Schoonenberg werd de boerderij eerst gerund door Willen Dam. Nee, niet die van het café hoor.
Zoals we al eerder hebben beschreven werd in de buurt waar deze boerderij stond, de nieuwbouwwijk Oosterzij gebouwd. Het was dan ook niet te voorkomen dat de boerderij van familie Schoonenberg, het veld moest ruimen.
In 1958 kwam dan ook een eind aan het bestaan van deze boerderij. Die overigens zijn adres aan de Marquettelaan had. Een lange oprijlaan verbond de boerderij met de Marquettelaan. Het huisnummer dat de boerderij droeg was nummer 16.
De locatie van deze boerderij ligt ongeveer op de kruising waar de Diepenbrockstraat op de Bachstraat uitkomt. Je zou haast kunnen stellen dat de oprijlaan van deze boerderij de een stuk van de latere Bachstraat is geworden.
Het kleine huisje dat hier overigens heel dicht in de buurt staat maar net niet op de foto, betreft het huisje van Dirk Koopman, hij had een winkeltje waar hij vis en groente verkocht. Ook woonde daar eerder de familie Lou Schouws-Niesten. Het huisje van Dirk en Lou heeft schuin achter aan de linkerkant van de boerderij gestaan.
Nadat we de boerderij van de familie Schoonenberg van links hebben bestudeerd, willen we ook graag de andere kant bekijken.
Dus tijd voor nog maar eens een fotootje van het gebouw.
We staan hier links voor het pand en hebben uitzicht op de voorgevel en de linkerzijkant. We zien direct, en dat was vanaf de rechterkant niet opgevallen, dat er in de linker gevel een mooie uitbouw zit. Deze uitbouw was een schuur en zat vast aan de stal of barg, zoals ze zo’n stal ook wel noemde.
Op de rechterkant van de foto, tussen het huis van Schoonenberg en de boom, zien we nog net een stukje van het woonhuis Annex winkeltje waar Dirk Koopman en Lou Schouws-Niesten woonden.
Na dit pandje bekeken te hebben vervolgen we onze weg weer.
Nadat we de boerderij links zijn gepasseerd komen we inderdaad bij een huisje uit. Het huisje waar we net over spraken staat hier voor ons neus. Het huisje van Eerste Lou en later Dirk. Nadat de boerderij van Schoonenberg was gesloopt in 1958 mocht dit huisje nog een korte tijd blijven staan. Het huisje is in 1959 gesloopt. Op de achtergrond zien we de nieuwbouwhuizen staan aan de Wagenaarstraat staan. Het huisje op de voorgrond heeft dus in het verlengde van de Wagenaarstraat gestaan. Rechts op de foto zien we de achtertuinen van de huizen die aan de Ravelstraat staan. En daarachter zien we de schoorstenen van de huizen aan de Pijperstraat staan.
Tussen de nieuwbouw en het huisje van Dirk Koopman komt de Diepenbrockstraat te liggen. Op deze foto is daar nog weinig van te zien.
Nadat we het huisje van Dirk Koopman achter ons hebben gelaten lopen we verder in noordelijke richting, richting Marquettebos. Daar staat ons volgende onderwerp.
Op de grens van het Hoge werffie en het Marquettebos stond Daantjes Hof. Een boerderij gesticht in 1902 door de Heer Daan Gevers, vandaar de naam Daantjes Hof. Deze boerderij die zo vrij tussen de landerijen van Marquette lag, wordt later in gesloten door een park, het Marquettebos, tennisbanen en als laatste maar niet de minst erge, de Mozartstraat. Natuurlijk Heemskerk groeide en groeide. Veel moest wijken voor de strakke lijnen van straten en pleinen. Nadat eerste het centrum op de schop was genomen was het nu de beurt aan de rest van Heemskerk. Woningstichting Breesaap van Hoogovens deed ook een duid in het zakje en zorgde voor woningbouw voor de nieuwe arbeiders uit allerlei wind streken. Heemskerk veranderde bijna met de dag. Waar je eerste als kleine jongen dacht dat dat de grens van de bewoonde wereld was, gingen ze er in die tijd al fors overheen.
Hele nieuwbouwwijken werden aan deze kant van Heemskerk gebouwd. Zo zijn hier de wijk Oosterzij en een deel Centrum gebouwd op het Hoge werffie.
Enfin, boerderij Daantjes Hof. In 1986 werd de boerderij omgebouwd tot een luxe hotel waar de gasten verbleven die in Château Marquette hun diner gebruikte.
Huis te Heemskerck bestond niet meer. Nee, het was Château Marquette geworden. Ook die naamsverandering had men aan de ‘vooruitgang’ te danken.
Het Hoge werffie was niet meer te redden. De naam Hoge werffie leeft voort in de herinnering van oudere mensen, zo lang zij nog leven, die nog weten hoe het was.
Met de start van de nieuwbouw aan de Ingen Houszstraat kwam een eind aan het bestaan van het Hoge werffie.
Eind jaren ’50 stond Heemskerk aan het begin van een enorme groei. Men name de grote vraag naar woningen voor het nieuwe personeel van Hoogovens was de motor voor omvangrijke bouwprojecten in de IJmond. Met neme in Heemskerk en Beverwijk zou een belangrijk deel van de nieuwe werknemers gehuisvest worden.
De woningen aan de Bachstraat en Ingen Houszstraat werden gebouwd als onderdeel van uitbreidingsplan 1. ‘Plan Oosterzij’. Hoogovens stond te springen om woonruimte voor haar personeel. In 1956 had de directie al geconstateerd dat 6500 nieuwe woningen nodig waren en dat de situatie dat jaar al aanleiding gat tot ‘ernstige bezorgdheid’. Men ging voortvarend aan de slag. In de zomer van 1957 vond er overleg plaats tussen verschillende metaalbedrijven in Nederland over de verdeling van twee miljoen gulden die de Europese Gemeenschap voor
Kolen en Staal (EGKS) onder bepaalde voorwaarde beschikbaar stelde voor de
bouw van woningen voor werknemers in de stalindustrie. Er werd een overleg orgaan opgericht: de zogenaamde Commissie Woningbouw Staalindustrie Nederland. In oktober was de commissie zover dat het eerste ontwerp voor zogenoemde experimentele etagewoningen klaar was en besproken kon worden.
Op 14 juni 1958 diende de N.V. Huizenbezit Breesaap, onderdeel van de Hoogovens en officieel de financier van het project, een verzoek in bij de gemeente Heemskerk tot verkrijging van een bouwvergunning voor het bouwen van de EGKS-flats. Op 1 februari 1958 had Breesaap besloten de woningen te bouwen op het terrein ‘grenzende aan de westzijde van de Vivaldistraat en aan de Bachstraat’. Het ging om 152 woningen, elk met een oppervlakte van 71,4 m2, verdeeld over zeven huizenblokken. 4 blokken van 16 woningen, 2 van 24 woningen en een van 40 woningen. De bouw zou bijna twee miljoen gulden gaan kosten.
Architect was M.W. de Haas, hoofdopzichter woningbouw van de afdeling Nieuwbouw van Hoogovens. Om de EGKS-subsidie te kunnen verkrijgen, moest aan bepaalde voorwaarden worden voldaan, onder andere over de maatvoering van het ontwerp, de bouwmaterialen en de kosten. Met name de hoogte van de kamers en de toegangsdeuren tot de afzonderlijke woningen weken af van de bestaande voorschriften. De Provincie raadde de gemeente aan een beroep te doen op de regeling wederopbouwwerk waardoor de bouw van etagewoningen snel zijn beslag kon krijgen en niet gewacht hoefde te worden op herziening van het uitbreidingsplan. Eigenaren en huurders van de percelen grond rond de geplande etagewoningen maakte geen bezwaar waardoor al op 23 februari 1959 de eerste paal de grond in ging.
Op de middelste foto zien we de schuren die bij het huis van Lammers, Loos en Kuil staan, maar ook in de verte de oude woning van Dirk Koopman.
Een paar maanden later zijn ook de laatste woningen op het Hoge werffie gesloopt.
De etagewoningen waren niet de eerste flats in Heemskerk. Het jaar daarvoor waren in plan Poelenburg de eerste etagewoningen gereed gekomen. Dagblad Kennemerland berichtte op 2 mei 1958 dat in de Potgieterstraat, Louis Couperusstraat en de Staringstraat de eerste etagewoningen van Heemskerk gereed waren. Elf van de twaalf woningen in de Potgieterstraat waren toen al bewoond. ‘Ze zijn alleszins aantrekkelijk van buiten en ruim en geriefelijk van binnen’. ‘Deze eerste etagewoningcomplexen die Heemskerk rijk is, betekenen wederom een mijlpaal in de ontwikkeling van deze gemeente’. Flats waren ook aantrekkelijk voor de gemeente omdat op een relatief klein grondoppervlak een groot aantal mensen gehuisvest kon worden.
De woningen aan de Ingen Houszstraat onderscheidden zich op een aantal punten van de andere flats in Heemskerk. De bouw kreeg dan ook de nodige aandacht in de pers. Met name het feit dat het om ‘experimentele etagewoningen’ ging trok de aandacht.
De flatwoningen waren voor die tijd imposante bouwwerken in Heemskerk met een hoogte van bijna 13 meter. Op de kerken na waren het de hoogste gebouwen. Nieuw was ook dat de flats ruim waren. Alle woningen bestonden uit een woonkamer van 16,5 m2 en drie slaapkamers van respectievelijk 8,9 en bijna
11 m2. Verder was er een douchecel, hal, keuken en toilet. Er waren twee balkons. Een daarvan sloot aan op de keuken en werd ‘werkbalkon’ genoemd.
Daar kon de was gedaan worden en daar bevond zich een bergruimte voor ‘bezems, teilen, emmers etc’, meldde Dagblad Kennemerland op 17 juli 1959. Aan de achterzijde bevond zich het ‘woonbalkon’. De woningen zouden geschikt zijn voor een gezin van vijf á zes personen.
De eerste woning van het complex werd opgeleverd op 17 december 1959. De overhandiging van de sleutel aan de eerste bewoners was een feestelijke gebeurtenis. De sleutel werd uitgereikt door de heer W. Bakker, directeur van de N.V. Huizenbezit Breesaap, van huisnummer 127 aan de Ingen Houszstraat.
Op de foto’s hiernaast zijn we getuigen van de feestelijkheden rond H-900.
De historisch-allegorische optocht was zeker het historische hoogtepunt van
H-900. Kennelijk is op het laatste moment besloten de organisatie ervan uit te besteden. Pas op 1 augustus 1963 kwam de vraag van het Comité Koninginnedag telefonisch aan ‘commercial artist’ Jan Kraakman uit Haarlem de organisatie ervan op zich te nemen. Een bedrag van FL.10.000,- werd daarbij afgesproken met een garantie van maximaal FL.2.500,- voor een mogelijke overschrijding.
De werkelijke kosten bedroegen echter FL.13.996,- een strop van FL.1.496,- voor organisator Kraakman. In de plaatselijke kranten werd een oproep geplaatst om aan deze optocht mee te doen en zich te melden in café Dam waar de rollen werden verdeeld, de maat genomen voor de kostuums en instructies werden uitgereikt. Aan de optocht deden 450 personen mee, waarvan vijfenveertig te paard, voorts zeventig paarden, een kudde schapen, ezeltjes, zes praalwagens, drie karossen, een calèche en vijf muziek korpsen. Meer dan zestig groepen beeldden historische personen en situaties uit. Dankzij het mooie weer zagen duizenden bezoekers de optocht urenlang voorbij trekken.
We maken een wandelingetje door de moderne wijk met de ‘experimentele etagewoningen’. Nadat we deze en met hun kunstwerk van tegeltjes hebben bezichtigd, komen we na een rondgang terecht bij het noodziekenhuis.
In 1962 begonnen de werkzaamheden voor een semi-permanent ziekenhuis een de Ingen Houszstraat. Plotselinge invallende vorst rende de activiteiten. Dokter Roling sliep de gehele vorstperiode niet meer. Toen de dooi zijn intrede deed, zou het aAnnemersbedrijf J.P.A. Nelissen N.V. uit Haarlem, met grondwerk voor een te bouwen R.K. Ziekenhuis met een capaciteit van 130 bedden, beginnen.
De aAnnemer meende het semi-permanente gebouw in vijftien maanden te kunnen realiseren, het geen neer kwam op een gemiddeld tempo van 2000m2 per maand. Deze snelheid was echter niet het hoofdmotief geweest tot montagebouw te besluiten. Voor montagebouw was gekozen, omdat voor een definitieve bouw zes á zeven jaar van voorbereiding en bouwen nodig zou zijn. Het mocht bekend zijn dat dit project bestemd was voor de snelt groeiende gebieden van Nederland,
waar de bevolking in betrekkelijke korte tijd verdubbelde, en waar in de komende decennia een explosieve groei werd verwacht. Als men al plAnnen had moeten maken voor een definitief ziekenhuis, dan zouden ze wAnneer ze gerealiseerd zouden kunnen worden, al verouderd zijn, en zou men kunnen starten met een veel te klein ziekenhuis van 130 bedden, waarvan de behoefte die nu reeds bestond, direct kon worden opgevangen. Daarbij kwam nog dat een ziekenhuis van 130 bedden moeilijk zou zijn uit te breiden tot een ziekenhuis van 350 tot 400 bedden, waarvan volgens de prognose rond 1980 behoefte zou zijn. Het bestuur zou nu de ontwikkelingen van de streek kunnen gadeslaan en plAnnen voor een definitief ziekenhuis rustig kunnen voorbereiden.
De kosten van het ziekenhuis, compleet met inventaris, werden geraamd op drie miljoen gulden. Men had de beschikking over een terrein, gelegen aan de Kerklaan, van ruim vier hectare, waarvan men het onbebouwde deel tot plantsoen wilde bestemmen. De kwaliteit van het semi-permanente bouwwerk zou bijzonder goed zijn,
zodat na verloop van vijftien jaar dat het dienst zou moeten doen, geen hoop afval overbleef, maar een gebouw dat nog gedemonteerd en verkocht kon worden. Geluidshinder zou in het nieuwe ziekenhuis niet zijn, want de wanden werden met glaswol geïsoleerd en er kwamen zogenaamde akoestische planfonds.
Op 2 december 1964 werd het ziekenhuis geopend door dokter Van Bentum die zijn praktijk als kinderarts in het nieuwe ziekenhuis voortzette. Tevens werd hij benoemd als geneesheer-directeur van een amper bestaand ziekenhuis met een nog niet bestaande medische staf.
Op 25 augustus 1973 voltrok zich voor het ziekenhuis ‘een bijna ramp’. Brand !!!
Maar dankzij zeer koelbloedig optreden van personeel en Heemskerkse vrijwillige brandweer kon een ramp worden voorkomen. Zelfs de patiënten moesten worden geëvacueerd. Vele Heemskerkers waren behulpzaam. Twee paviljoens werden onbruikbaar. Het gebouw heeft tot 1978 dienst gedaan als ziekenhuis waarna het nog enige jaren dienst deed als opvangcentrum voor diverse publieke sectoren.
Uiteindelijk werd het gebouw rond 1983 gesloopt.
Hoge werffie
Hoe komt de straat aan zijn naam?
Aangezien het Hoge werffie geen straat maar meer een aanduiding voor een zandplaat is, kunnen we daarover geen informatie uit de boeken halen.
Maar onderlaatst stond er iets opmerkelijks in de krant.
De archeoloog Jean Roefstra was op het spoor gezet van een nog onbekend kasteel nabij het raadhuis van Heemskerk. Het bouwwerk zou hebben gestaan op wat de oude dorpelingen kennen als het ‘Hoge werffie’.
Volgens de archeoloog ligt op de aangewezen plek een groot fundament. Met de prikstok kan hij de restanten voelen. Het lijkt erop dat er in de Middeleeuwen een vierkante toren woontoren heeft gestaan. De plek is inmiddels aangemeld bij de autoriteiten.
Het ‘Hoge werffie’ was tot eind jaren ’50 een duidelijke verhoging in het landschap, in de hoek van de Ingen Houszstraat, Bachstraat. Op die terp stonden een
L-vormige boerderij (Lammers, Loos en Kuil) en een paar eenvoudige huisjes.
De bouwsels moesten wijken voor de bouw van flats. De fundamenten, van een veel oudere bebouwing dan de boerderij, ligt schuin achter het raadhuis in een plantsoen. Volgens de archeoloog zou het kunnen zijn dat de fundamenten uit de twaalfde of dertiende eeuw komen. Het zou goed kunnen dat er in de Middeleeuwen iets groots heeft gestaan. Een hoge plek is altijd aantrekkelijk om op te wonen. Op grond van eerste bevindingen denkt Roefstra aan een adellijk gebouw, een kasteelachtige toren. Graag zou hij eens de schep in de grond steken, maar dat mag niet volgens de monumentenwet.
Heemskerk telde ooit veel kastelen, naast Marquette en Assumburg. Zoals Oud-Haerlem, Poelenburg en Meerensteyn. Zou dit dan gaan om een onbekend kasteel met de naam ‘Hoge werffie’? De huidige naamgeving van kastelen is van veel latere datum. Tevens is het zo dat de benaming ‘Hoge werffie’ al heel oud is.
Zoals we uitgebreid hebben gelezen werd eind jaren ’50 besloten om ‘experimentele flats’ op het ‘Hoge werffie te bouwen, en tevens een noodziekenhuis. Daarmee werden ook nieuwe straatnamen in het leven geroepen.
De Ingen Houszstraat deed zijn intrede.
Wie was Ingen Housz eigenlijk en waarom is zijn naam aan een straat gegeven midden in een componistenbuurt ? Hij was geen componist, laat staan dat hij muziek speelde.
Ingen Houszstraat
Hoe komt de straat aan zijn naam?
Ir. A.h. Ingen Housz (1888-1983) werd in 1917 benoemd tot medewerker van H.J.E Wenckebach, de oprichter van de toenmalige Hoogovens en Staalfabrieken.
In 1924 werd Ingen Housz directielid bij Hoogovens en van 17 april 1946 tot
1 januari 1959 was hij voorzitter van de directie. De flats aan de Ingen Houszstraat zijn gebouwd met steun van de EGKS voor medewerkers van Hoogovens. De straat is dus vernoemd naar de directeur van Hoogovens, die mede door het geld dat Hoogovens in de gemeente investeerde in woningbouw, als eer, een straatnaam kreeg toegewezen.
Extra:
Meer foto’s over de Ingen Houszstraat van na 1990?
Pak de rode map ‘Een groet uit Heemskerk’ foto register.
In deze map staan de straten op alfabetische volgorde. Sla de gewenste straat op en op het eind van de regel staan fotonummers en in welke map ze zitten. Het stukje tekst ervoor geeft in het kort wat er op de foto te zien is. Net zoals in deze map heb ik bij iedere foto heb ik geprobeerd er een klein verhaaltje bij te schrijven over wat er te zien is op de foto.
terug
|
Bachstraat
Het volgende hoofdstuk heet de ‘Bachstraat’. De Bachstraat gelegen op de grens van de wijken Oosterzij en Centrum loopt dwars over het ‘Hoge werffie’.
Het ‘Hoge werffie’ hebben we uitvoering beschreven in het vorige hoofdstuk.
Nu volgt een soort van rondleiding over de Bachstraat zo rond begin jaren ’60.
We beginnen als we de Ingen Houszstraat verlaten en de Bachstraat oplopen.
Als we dat doen, lopen we eerst richting de Marquettelaan en vervolgens vanaf het Bachplein in de richting van de Beethovenstraat. Maar dat komt later.
Enfin, als we deze foto voor de ansichtkaart kamen staan we op de hoek van het Bachplein en Strauszstraat. Het beeld dat we op de foto zien, zijn de ‘experimentele flats’ die gebouwd zijn door de N.V. Huizenbezit Breesaap, een volle onderneming van de Koninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken.
Zoals we al eerder hebben gelezen werd de eerste woning van deze flats in december 1959 opgeleverd. Begin jaren ’80 werden alle huizen die Breesaap bezat overgedragen aan Patrimonium, een wooncorporatie uit Amsterdam. Hiermee kreeg Hoogovens zijn geïnvesteerde geld weer terug. In 1996 werden alle flats aan de Ingen Houszstraat gerenoveerd en van een portiek voorzien.
De volgende foto die we voor een ansichtkaart maken is van het Bachplein zelf.
We staan hier op de hoek van de Bachstraat en de Vivaldistraat.
Hier hebben we een mooi uitzicht over het Bachplein, dat net zoals een deel van plan Oosterzij, gebouwd werd zo rond 1957.
In deze winkelgalerij kwam onder ander Kapper Kater. Afkomstig van het Raadhuisplein.
Naast de winkels in het centrum van Heemskerk, was dit de eerste buiten het centrum geopende winkelgalerij waar mensen hun boodschappen konden doen.
Men hoefde dus niet speciaal meer naar het dorp zelf. Al hoe wel dat natuurlijk wel een stuk gezelliger was.
We zijn de straat overgestoken en staan nu op het Bachplein zelf. Dit doen we om eens te kijken wat voor soort winkels we hier vinden.
Als we geheel links beginnen, zat daar toen een ijssalon De Notenbalk. Op de hoek van de galerij zat een elektronica zaak, met daarnaast een fietsenwinkel.
Gevolgd door een cafetaria en de zaak van Nic Kater de kapper. Verder zaten nog in het rijtje een supermarktje, een groenteboer en een apotheker.
Helaas kunnen we niet van de reclameborden aflezen wat voor zaak er in een pand zat.
Eind jaren ‘80 is de winkelgalerij aan de rechterkant een stuk uitgebouwd, om de winkel die daar op de hoek zat meer ruimte te geven. Tevens kwamen hier ook weer woningen boven.
In het gebouwtje dat zo midden op het plein lijkt te staan, heeft tijden lang een slijterij gezeten. Ook heeft er nog tijdelijk een witgoedverkoper in gestaan.
Voor de derde keer maken we een foto van het Bachplein. En jammer genoeg, elkaar keer uit de zelfde hoek. Toen we deze foto’s maakten misten we zeker iets van inspiratie?
Enfin, deze kaart komt uit 1959 en is dus vlak na de opening van het Bachplein genomen.
Op het plein staat een eenzame telefooncel die gelijk met de aanleg van het plein is geplaatst. De openbare telefonie nam toen zijn toevlucht, want de gewone huistelefoon waren er nauwelijks. Een enkeling zoals een winkel, arts of iets meer gegoedigden konden zich wel zo’n toestel veroorloven.
Ik weet nog goed dat wij thuis ook een telefoon kregen, ik was toen een jaar of acht. Dat betekend dat wij rond 1976 pas een vaste telefoon aansluiting kregen.
Ons eerste nummer was 40047. Later kwam daar verandering in toen de kengetallen werden veranderd en het tien cijferige getallen werden. Eerst was het 0251-40047, en later werd dat dus 0251-240047.
Enfin, een klein detail misschien. Op de achtergrond links op de kaart zien we geen etagewoningen staan, terwijl die wel op de andere ansichtkaarten staan.
Het klopt dus wel dat deze woningen na 1959 zijn gebouwd.
Zo even terug vertelde ik al dat we de Bachstraat zouden volgen tot aan de Marquettelaan. Maar ook alle straten die daar in de directe omgeving liggen pakken we even mee.
Hier hebben we een foto op een kaart van de Strauszstraat, een zijstraat van de Bachstraat. De Strauszstraat ligt tussen de Bachstraat en de Mozartstraat in.
Ook aan de Strauszstraat staan vele etagewoningen. Deze zijn niet gebouwd door N.V. Huizenbezit Breesaap. Maar door een woonfederatie of corporatie.
Van deze type flats zijn er in Heemskerk heel veel gebouwd. Onder andere dus in de Wijk Oosterzij, maar ook in de wijk Assumburg aan de Simon van Haarlemstraat en aan de Jan van Polanenstraat. Ook waren deze flats te vinden in de wijk Poelenburg aan de Huibert Pootstraat en de Coornhertstraat.
Weer terug op de Bachstraat, zien dat hier ook nog zo’n blok etagewoningen staan. Deze etagewoningen staan ingeklemd tussen reeds al veel eerder gebouwde huizen aan de Wagenaarstraat, Ravelstraat en de Pijperstraat. Want op een foto van het ‘Hoge werffie’ konden we zien dat deze huizen werden gebouwd. Gelijk met de andere huizen in plan Oosterzij. Maar die stonden niet op de foto.
Om de ruimte goed te benutten werd de gemeente Heemskerk op een goed idee gebracht door Hoogovens dus. Die bouwde flats aan de Ingen Houszstraat. Dus dacht de gemeente, wat hun kunnen, kunnen wij ook. Stapelen die mensen. Veel woningen op een relatief klein grondoppervlak. In Heemskerk is deze truc dus menigmaal toegepast. Deze flats zijn dan ook rond ’60 – ’61 gebouwd.
We lopen verder de Bachstraat in, of uit, net wat u wilt, en komen steeds dichter bij de kruising met de Marquettelaan.
Overigens werd de Bachstraat ook 1958 aangelegd. Als ontsluitingweg voor de wijk Oosterzij. Thans is het een deel van de ‘binnenste’ randweg om het centrum van Heemkerk.
Als we deze foto maken staan links van ons de huizen aan de Bachstraat, Wagenaarstraat ect. En rechts van ons ligt een enorm grasveld. Het enige tot toen overgebleven stuk gras van het oude ‘Hoge werffie’. De St. Jozefschool en de Bachschool moesten toen nog gebouwd worden.
De St. Jozefschool werd geopend in 1971. Daarvoor was de St. Jozefschool nog gevestigd in het pand wat nu de Anne Franckschool is. Daar begon de school in 1970. Een jaar later verhuisde de school dus naar de Bachstraat.
Heden ten dagen bestaat de St. Jozefschool nog steeds. In 1994 bestond de school 75 jaar. En zoals we wel weten inmiddels begon deze geschiedenis 75 jaar geleden aan de A. Verherenstraat met de opening van de Jongensschool St Jozef.
Aha. Hier hebben we een uitzicht over dat immense veld. Op de achtergrond zien we de Laurentiuskerk staan en de flats aan de Ingen Houszstraat. Op de voorgrond zien we het noodziekenhuis.
Het noodziekenhuis dat hier zo mooi te zien is, werd dus gebouwd in 1963 en geopend in 1964. En het zou tot 1978 toen het ziekenhuis ging verhuizen naar de Mozartstraat. Het oude ziekenhuis is begin jaren ’80 gesloopt nadat er nog een tijdje ‘Blijf van mijn lijf’ers’ en Vietnamesen in hebben gezeten. In het oude ziekenhuis heeft mijn vader ook nog gelegen voor een maagzweer en dat was met Pasen, en sindsdien heeft hij nooit meer een sigaret meer aangeraakt. Ook ik heb hier geholpen met de sloop, maar dat eindigde op het politiebureau. Hier zijn mijn amandelen en oren behandeld, ik zat toen in de 1ste klas van de St. Jozefschool.
Op het veld naast de latere St. Jozefschool werd menigmaal een duel gevoetbald tussen de St. Jozefschool en de Bachschool. Op het zelfde veld zal ook menig maal de kermis worden opgebouwd tijdens de jaarlijkse volksfeesten voordat deze verhuisd naar de Koningin Wilhelminastraat. Voordat de kermis op het veld kwam heeft het nog op enkele andere plaatsen gestaan, zoals op het parkeerterrein achter de Albert Hein, waar nu jaarlijks de feesttenten staan, op het plein waar nu de supermarkt C-1000 staat. In 1980 is hier dus het nieuwe gemeentehuis gebouwd.
Op de ansichtkaart zien we twee gebouwen staan, uiteraard wel meer, maar daar gaat het hier niet om. En bovendien, hebben we die net al uitgebreid bekeken.
Het huis dat het meest links op de foto staat is van dokter Bakker. Tot begin jaren ’90 zwaaide de oude Bakker nog de scepter over de praktijk. Daarna werd de praktijk over genomen door zijn zoon.
In 1948 werd er een stichting opgericht die zich met de zorg voor het gezin bezighield. De stichting had sinds de oprichting in 1948 mevrouw Floor als leidster, doch zij had haar taak overgedragen. Het bestuur zag haar met lede ogen vertrekken. Immers, zij zorgde niet alleen voor dat in ieder gezin de gewenste hulp kwam, maar ook nam zij het overgrote deel van administratieve en boekhoud kundige taken waar. Geen wonder dus dat ze de bijnaam ’de moeder van de Gezinszorg’ verwierf. En dat alles Pro Deo.
Met ingang van 11 september 1956 werd mejuffrouw Gallee de nieuwe leidster.
In 1960 kwam er een nieuw wijkgebouw aan de Bachstraat. Rond 1965 ontstond er een samenwerking met het Witte Kruis. Dit was prettig, voorla tijdens ziekte, weekend diensten en vakanties. In 1979 fuseerden Groene Kruis en Wit-Gele Kruis. De nieuwe vereniging kreeg de naam Heemskerkse Kruisvereniging.
Op 14 april 1997 werd de kruisvereniging opgeheven. Er kwam een overkoepeld orgaan: Thuiszorg IJmond.
De Bachschool, gebouwd begin de jaren ’60. De Bachschool heeft inmiddels al diverse namen gehad zoals De Wingert en nu dan de Regenboogschool. Maar voor hoelang nog?
Waarschijnlijk gaat de Regenboogschool plaats maken voor een publieksgebouw, als extra uitbreiding van het gemeentehuis.
We staan hier op het eind of het begin van de Bachstraat en hebben een doorkijk in de richting van het Bachplein. Op deze kaart zien we dat de Bachschool er staat. Vlak achter de school staat een loods, maar of deze nou gebruikt is voor de bouw van de Bachschool of voor de bouw van het noodziekenhuis, dat weet ik even niet.
De Bachschool werd begin jaren ’60 geopend en het noodziekenhuis in 1964 geopend. Maar aan te nemen valt, omdat deze kaart uit 1960 komt dat de loods voor de bouw van de Bachschool werd gebruikt.
De Sint Jozefschool moet nog even wachten, die wordt pas in 1970 gebouwd en in 1971 geopend en in gebruik genomen.
In 1960 kwam ook het nieuwe Kruisgebouw aan de Bachstraat te staan.
Mogelijkerwijs is deze kaart vlak voor of tijdens de bouw van het gebouw voor de Stichting Gezinszorg gemaakt.
Ook in dat zelfde jaar of het jaar daarna, is het pand van Dr. Bakker gebouwd.
In de jaren ’60 en ’70 breidde de bevolking van Heemskerk zich in snel tempo uit. Ook het ambtenarencorps groeide sterk. Het oude Raadhuis voldeed niet meer aan de eisen die de tijd stelde. Een aantal afdelingen was zelfs gehuisvest in zogenaamde noodlokalen. Ook wel bijgebouwen genoemd. Deze stonden op verschillende locaties in of om het centrum van Heemskerk.
Eind jaren ’70 hakte de gemeente de knoop door. Er moest een nieuw gemeentehuis komen aan de Bachstraat. Echter wilde de gemeente in eerste instantie het nieuwe Raadhuis aan de Marquettelaan bouwen op de plek waar het voormalige oude ‘protestantenschooltje’ stond, dat later de oefenruimte van Sint Ceacilia werd. Hiervoor moesten wel enkele gezinnen huis verlaten. Bijna was het gelukt, maar familie De Bie bleef stug volhouden. En de aanhouder wint. De gemeente koos uiteindelijk er voor, om het nieuwe Raadhuis dan maar aan de Bachstraat het bouwen. Op het veld dat tussen de Sint Jozefschool en de Bachschool lag.
Burgemeester J.H. Kok sloeg op 18 januari 1980 de eerste paal. Precies vijf maanden later legde hij de eerste steen en op 16 september 1981 werd het Raadhuis officieel geopend door de commissaris van de koningin, drs. R.J. de Wit.
Nadat het Raadhuis in gebruik was genomen door het ambtenarencorps kwam al snel de vraag of er op het Raadhuis geen carillon kon komen. Want, zo werd er gedacht, leuk bij trouwerijen als er een melodietje op het carillon gespeelt wordt.
Daartoe werd er een actie onder de bevolking van Heemskerk gehouden. Het geld werd met collectes en actie bijeen gebracht en het Raadhuis van Heemskerk werd getooid met een heuse echte carillon.
En inderdaad op het dak van het Raadhuis staat een carillon. Het carillon bestaat uit 27 bellen, als ik het goed onthouden hebt.
Echter valt er nog iets op aan deze kaart.
Het is inderdaad het nieuwe Raadhuis wat toen alweer zo’n 3 jaar in gebruik was.
Alleen toen deze kaart werd afgedrukt, heeft men er kennelijk niet bij stil gestaan dat de foto in spiegelbeeld op de kaart kwam te staan.
Vandaar dat de ingang van het Raadhuis hier zich aan de rechterkant van het gebouw bevindt.
Naarmate de tijd vorderde en Heemskerk bleef groeien, kwam men in het Raadhuis tot de conclusie dat de ruimte die het gebouw bood, alweer te weinig was. Er moest een vleugel aan gebouwd worden, om extra ruimte te bieden aan de ambtenaren. Eind jaren ’80 werd deze vleugel aangebouwd. Daarmee werd ook de binnenkant van het Raadhuis in een moderner jasje gestoken.
Eind jaren ’90 bleek de ruimte alweer niet toereikend te zijn. Er gingen stemmen op voor een totaal nieuwe Raadhuis ergens in Heemskerk. Of nieuwbouw of flink moderniseren met een grote uitbreiding eraan. De uitbreiding zou dan een soort van publieksbebouw moeten worden, waar alle loketten zich bevonden, maar ook bijvoorbeeld, een muziekschool, of een kunstencentrum. In de laatste optie wordt zelfs gesproken dat de bibliotheek erin wordt gehuisvest. Maar goed, waar moeten zij dan uitbreiden. Aha, de oude Bachschool moet weg. Het bestuur van de Regenboogschool had besloten om de school aan de Bachstraat op te geven en als hoofdlocatie de Maerelaan te kiezen. Maar in ruil daarvoor werd er van de gemeente ook een steentje gevraagd om bij te dragen.
Nadat we eerst het stuk Bachstraat vanaf het Bachplein tot aan de kruising met de Marquettelaan hebben bewandeld en bekeken wat er zo al gebouwd is, vervolgen we onze weg over de andere kant van de Bachstraat. Te beginnen op het Bachplein. Het Bachplein was dus eigenlijk het uitgangspunt van deze twee wandelingentjes.
Het Bachplein zelf hebben we al gezien bij het eerste deel van de Bachstraat. Nu volgt het tweede deel en loopt vanaf het Bachplein in de richting van de Beethovenstraat.
Goed, na deze korte uitleg vertrekken we van het Bachplein en lopen dus in de richting van de Beethovenstraat.
We zijn nog maar een paar minuten onderweg of we maken alweer het eerste plaatje voor een ansichtkaart.
Op de kaart staat vermeld dat het om de Puccinistraat gaat, maar de echte Heemskerkers zullen weten dat de Puccinistraat schuin aan de overzijde van de Bachstraat ligt. Echter bedoelde de maker van deze kaart waarschijnlijk dat het zicht op deze kaart in de richting van de Puccinistraat is gericht. De zijstraat van de Bachstraat op deze kaart is namelijk de Gounodstraat.
De school die we links op de kaart zien staan heette de Titus Brandsmaschool.
We maken een klein ommetje in de wijk Centrum. Een zijstraat van de Bachstraat is de Gounodstraat, zoals net al beschreef. We zijn erin gelopen en ter hoogte van de Händelstraat staan we even stil en maken deze foto voor de kaart.
Zoals we in het hoofdstuk ‘Hoge werffie’ hebben kunnen lezen en zien, die een deel van deze wijk gebouwd op het terrein van het voormalige ‘Hoge werffie’ Begin jaren ’50 begon Heemskerk te groeien, mede dankzij economische groei van Hoogovens, waardoor er woningnood heerste in deze omgeving. Heemskerk wilde wel bouwen en Hoogovens sprong daar handig op in door via ‘Breesaap’ ook een aantal woningen voor de werknemers te bouwen aan de Ingen Houszstraat.
Dit deel van de wijk Centrum werd midden jaren ’50 gebouwd en werd ook wel componistenbuurt genoemd.
We zijn weer terug gelopen naar de Bachstraat en vervolgen onze weg in de richting van de Beethovenstraat. De volgende straat op de kaart die we tegenkomen is de Chopinstraat. Aan de rechterkant herkennen we de etagewoningen die we ook in de Strauszstraat hebben zien staan. Links zien we de Titus Brandsmaschool staan. Veel weet ik eigenlijk niet over deze school te vertellen. Behalve dan dat hij begin jaren ’60 gebouwd moet zijn en dat hij heden ten dage nog steeds bestaat. Maar zijn functie als school was hij midden jaren ’80 al kwijt geraakt toen ze volgens mij samen gingen met de Bachschool waardoor naam veranderde in de Wingert. Wat de tegenwoordige functie van het gebouw is zou ik niet durven zeggen.
Het zijstraatje waar we hier rechts op de foto tegenaan kijken, is de Puccinistraat.
Een verbindingsstraatje tussen de Bachstraat en de Rossinistraat. Hoewel de wijk ‘Rossinistraat’ pas veel later is gebouwd. Namelijk zo rond 1980 is deze ‘wijk’ gebouwd.
We lopen de Chopinstraat is, en de laatste zijstraat daarvan aan de linkerhand gaan we in. We bevinden ons nu in de Griegstraat. We kijken hier in de richting van de Strauszstraat. Want op het eind van de straat zien we duidelijk de etagewoningen staan, die we al eerder hebben besproken. Deze straat ligt weer in de wijk Oosterzij. Men zou kunnen zeggen dat de Bachstraat een scheidingsweg tussen de Oosterzij en de wijk Centrum is. En met deze wandeling kruisen we geregeld de Bachstraat waarop we in twee verschillende wijken rondlopen.
Een opmerkelijk detail in deze wijk. De dakgoten liggen hier óp de buitenmuren en niet zoals gewoonlijk buiten de buitenmuren. Kennelijk zijn de type huizen in de wijk Oosterzij weer van een heel andere type als de rest van Oosterzij en als in de wijk Centrum. Dit soort type staat alleen in de wijk Oosterzij.
De laatste kaart die we in de buurt van de Bachstraat gaan bekijken is de Bizetstraat. Deze foto is op de hoek van de Puccinistraat en de Bizetstraat genomen. We zien duidelijk hier het beproefde concept om veel gezinnen op een relatief klein grondoppervlak te huisvesten. Ja, de gemeente Heemskerk was daar goed in. Maar goed, woningnood dwingt je soms tot oplossingen die niet altijd naar ieders tevredenheid zijn.
Op de achtergrond zien we een stukje van het Marquettebos liggen, de Mozartstraat deed dienst als ontsluiting voor de wijk Oosterzij en eindigde toen nog bij de Rousselstraat.
Later toen de wijk De Maer en De Die werden gebouwd, ongeveer eind jaren ’60 werd ook de Mozartstraat doorgetrokken en verbonden met de Baandert, die doorloopt tot de Tolweg, en onderweg nog de Maerelaan en de Jan van Kuikweg kruist.
Zoals gezegd hebben we de wijk Oosterzij een beetje bekeken en vervolgen de binnenste randweg. Na de Bachstraat komen we uit op de Beethovenstraat, deze begint precies in de bocht.
We zijn al een aardig stukje de Beethovenstraat in gelopen als we deze foto maken. We staan hier namelijk ter hoogte van Verdistraat, en kijken in de richting van de Bachstraat en Puccinistraat, waarvan we de etagewoningen op het eind van de straat kunnen zien staan.
Ook de Beethovenstraat is een scheidingslijn tussen twee wijken. Enerzijds vinden we de wijk Centrum, waarvan we op de kaart enkele huizen zien staan. En anderzijds vinden we de wijk Neksloot waarvan de Rossinistraat dus later deel van gaat uitmaken. De Neksloot is dan al verlegt en ligt dicht tegen de Baandert aan. Terwijl in eerste instantie de Neksloot ter hoogte van de Mascagnistraat ligt. De Neksloot is dus bijna twee honderd meter richting Uitgeest verlegt. De wijk Neksloot is samen met de wijk Centrum rond midden jaren ’50 gebouwd.
Bachstraat
Hoe komt de straat aan zijn naam?
Zoals we hebben kunnen lezen werd de wijk Oosterzij omstreeks eind jaren ’50 gebouwd. Daartoe moesten ook weer namen verzonnen worden voor de straten. De Oosterzij en een deel van de wijk Centrum werden ook wel componistenbuurt genoemd. De Bachstraat was daar een belangrijke straat in, zeker later, omdat het een deel van de binnen randweg om het centrum van Heemkerk ging vormen.
Wie was meneer Bach eigenlijk?
De componist Johann Sebastiaan Bach (1685-1750) werd op negenjarige leeftijd wees. Hij groeide op in het gezin van zijn broer Johann Christoph Bach, die hem muziekonderricht gaf. In 1704 werd hij aangesteld als organist in de nieuwe kerk te Arnstadt en later van de Sint Blasiuskerk te Muehlhausen. In 1708 benoemde vorst Willem Ernst von Sachsen te Weimar hem tot hoforganist en kamermusicus. In 1717 werd hij kapelmeester en kamermisicus van vorst Leopolt von Anhalt te Koethen. Zijn laatste functie was cantor aan de Thomaskerk te Leipzig. Behalve instrumentale heeft hij ook vocale werken geschreven, onder meer de Mattheus- en de JohAnnes Passion.
Extra:
Meer foto’s over de Bachstraat na 1990?
Pak de rode map ‘Een groet uit Heemskerk’ foto register.
In deze map staan de straten op alfabetische volgorde. Sla de gewenste straat op en op het eind van de regel staan fotonummers en in welke map ze zitten. Het stukje tekst ervoor geeft in het kort wat er op de foto te zien is. Net zoals in deze map heb ik bij iedere foto heb ik geprobeerd er een klein verhaaltje bij te schrijven over wat er te zien is op de foto.
In de wijk Oosterzij is de volgende straat ook te vinden:
Mozartstraat (componist)
terug
|
Beethovenstraat
Na nog een stukje gelopen te hebben in de richting van de Maerelaan, komen we voorbij de kleuterschool ‘De Kleuterhoek’ en maken hier een doorkijk van de Beethovenstraat in de richting van de Bachstraat.
We staan hier midden op de Beethovenstraat en van druk verkeer hebben we geen last. Rechts van ons staat De Kleuterhoek en links van ons staat de Dr. Prinsengalerij.
De kleuterschool De Kleuterhoek stond op de hoek van de Beethovenstraat en de Rossinistraat, die toen niet verder liep dan de Mascagnistraat.
Zoals gezegd werd de Rossinistraat rond de jaren 1980 verlengt als uitbreiding op de wijk Neksloot. De Kleuterhoek werd in 1990 gesloopt na samenvoeging van deze kleuterschool aan de Beethovenstraat en een kleuterschool aan de Gounodstraat met de Kariboe. Hier in de plaats zijn seniorenwoningen voor in de plaats gekomen. De Kleuterhoek is ook rond midden jaren ’50 gebouwd.
Links van ons staat de Dr. Prinsengalerij. Echter nu hebben we ons omgedraaid en hebben nu goed zicht op de Dr. Prinsengalerij. Als we dit plaatje maken staan we op de hoek van de Beethovenstraat en de César Franckstraat.
De Dr. Prinsengalerij werd geboren uit het feit dat Heemskerk een sporthal wilden bouwen. Maar omdat de Raad van State het daar niet helemaal mee eens was, ging dat niet door. Maar toen stond er een slimme man op die in de Raad van State zat, en hij vertelde de gemeente Heemskerk dat als je er twee woonblokken van maakt en er glazen dak tussen hangt. Dat het wel mocht. En zo werd de Dr. Prinsenhal geboren. In 1963 werd begonnen met de bouw van het complex waaraan de naam van de bedenker is gegund.
Aan de kant van de Beethovenstraat kwamen winkels en woningen, aan de andere kant aan de César Franckstraat kwamen enkel woningen. Heemskerk sloeg zo twee vliegen in een klap. Een sporthal voor recreatie en nog woningruimte op de koop toe. In 1964 werd het complex in gebruik genomen.
Om een beter overzicht te krijgen op het complex van Dr. Prinsen, lopen we een klein stukje de Maerelaan in. Heel veel verder kunnen we niet want dan komen we uit bij de boerderij van Frans Seignette.
We staan hier ter hoogte van de Louis Couperusstraat. Rechts van ons ligt een groot plein. Ongeveer vanaf 1973 tot 1978 wordt hier de kermis gehouden, daarna komt de kermis nog twee maal op het veld bij de Sint Jozefschool en de Bachschool en daarna verhuisd de kermis definitief naar het ‘kermisveld’ aan de Koningin Wilhelminastraat.
Links op de kaart zien we de Laurentiuskerk duidelijk staan. Het enige wat er toen nog tussen de Dr. Prinsenhal en de Laurentiuskerk stond was een kleuterschooltje met de naam De Kleuterburcht.
We zijn de Beethovenstraat overgestoken en staan nog steeds op de Maerelaan. Maar nu recht voor de ingang van de Dr. Prinsenhal.
De Dr. Prinsenhal was een belangrijk gebouw in de gemeente, want elke keer als er iets groots te vieren viel, dan werd het gebouw als uitgangspunt gebruikt. Zo werd het gebouw bijvoorbeeld voor de beurs van H-900 gebruikt. Maar ook heeft het gebouw jaren lang dienst gedaan tijdens de Klaroen die Hoogovens hier organiseerde. Diverse muziekkorpsen uit het hele land kwamen hier dan strijden om de eerste prijs. Het plein aan de Beethovenstraat was voor de buiten uitvoeringen en de concerten werden in de hal opgevoerd.
Maar ook sportevenementen werden hier gehouden, zoals zaalvoetbaltoernooien van lagere scholen. Diverse andere toernooien van scholen vonden ook hier hun onderdak. Verder werd de hal door diverse verenigingen gebruikt om in competitie verband met elkaar de sporten of te spelen.
Nogmaals een blik op de Dr. Prinsengalerij en sporthal. Maar nu vanaf de kruising Maerelaan – Beethovenstraat.
De wooneenheden in het gebouw werden altijd gebruikt om jongeren in te huisvesten. Maar deze jongeren bleken zich niet altijd even netjes te gedragen. Al snel stonden de bewoners dan ook bekend om hun geluidsoverlast, jegens de buurt, die zij veroorzaakte. Geregeld moest de politie langs komen om jongeren uit elkaar te halen als er weer eens een vechtpartij was geweest. Regelmatig lag ook glas op straat. Naar mijn weten is er ook eens een fiets naar beneden gegooid. Maar dat zal ongetwijfeld niet het enigste zijn, wat er zoal van de balkonnetjes werd afgegooid. Natuurlijk hebben er ook jongeren gewoond die zich wel goed gedroegen, maar zoals altijd, er hoeven maar een paar rotte appels in de mand te zitten en de hele mand wordt afgekeurd.
Nu zult u wel denken, de Bilderdijkstraat, daar hebben we al het een en ander over gelezen. Het zou mooier zijn, als deze kaart daarbij zou zitten. Helemaal gelijk. Echter, omdat we hier met een rondgang over de binnenste randweg bezig zijn, vond ik het beter om deze kaart als een zijstraat van de Laan van Assumburg te betitelen.
Maar goed, we steken de kruising met de Maerelaan over en lopen dan de Laan van Assumburg in. De eerste zijstraat die we aan onze rechterhand tegenkomen is de Bilderdijkstraat.
Als we deze foto voor de ansichtkaart maken, zijn we de Bilderdijkstraat ingelopen en staan in de bocht waar de Bilderdijkstraat doorloopt naar de Maerelaan.
We hebben hier dus een doorkijk in de richting van de Laan van Assumburg. Op de achtergrond, recht in het zicht door de Bilderdijkstraat, zien we een etagewoning staan. Deze, samen met de etagewoning aan de Staringstraat, waren dus de eerste etagewoningen in Heemskerk. Kenmerkend voor deze gebouwen is wel dat zij uit rode baksteen zijn opgetrokken.
We vervolgen onze weg over de Laan van Assumburg en lopen voorlangs het Poelenburg plantsoen. Het Poelenburg plantsoen bestaat uit 10 rijtjes bejaardenwoningen met elk vier huisjes. Ja, Heemskerk groeide en groeide in de jaren ’50, ’60 en ’70 maar alleen huizen voor de werkenden was niet genoeg uiteraard. Ook ouderen zouden gehuisvest moeten worden. Daartoe werd de eerste aftrap genomen met het Agnes plantsoen in 1953. De eerste bejaardenhuisjes verrezen toen net buiten het centrum in Heemskerk.
Met de ontwikkeling van de wijk Poelenburg werd ook rekening gehouden met bejaardenhuisjes, waar de oudjes lang zelfstandig zouden kunnen blijven wonen.
Zoals we al eerder hebben beschreven is de wijk Poelenburg rond 1956 gebouwd.
Het inwoner aantal steeg sinds 1956 van 6450 tot 20.000 en anno 2004 al dik over de 36.000 inwoners.
Op 29 juli 1964 begroet burgemeester Nielen de 20.000ste inwoner.
Links op de achtergrond zien we het bejaardentehuis Sint Agnes.
Nadat de ‘Stichting van Weldadigheid’ St. Agnes was opgericht werden er dus in 1952, 22 bejaardenwoningen in het Agnes plantsoen gerealiseerd. De Stichting vondt dat er ook een verzorgingstehuis gebouwd moest worden in de nabijheid van de Agnes huisjes. In 1959 wordt er voor het eerst gesproken over het nieuwe tehuis en waar het moet komen te staan. Pas in 1964 wordt uiteindelijk door diverse instanties groen licht gegeven voor de bouw van het verzorgingstehuis aan de Laan van Assumburg. De kosten van het huis waren FL2.400.000,-
De officiële opening van het verzorgingstehuis was op 22 november 1966. De belangstelling onder de Heemskerkse ouderen was groot. ‘Al die mensen die zich hadden aangemeld, moesten ook komen. Anders kwamen ze er niet meer in. Er waren oudjes bij die alleen maar een bed en een stoel hadden, omdat ze bang waren dat ze anders niet meer in kwamen’.
In 1981 werd al gesproken over renovatie van de verouderde St. Agnes aan de Laan van Assumburg. Maar een andere overweging was nieuwbouw.
De kosten voor de renovatie waren dusdanig dat het een verstandige overweging was om naar een locatie voor een geheel nieuw verzorgingstehuis uit te zien. Als locatie kwam het oude ziekenhuisterrein naar voren, hetgeen uiteindelijk ieders instemming had. In de gemeentevergadering van 15 maart 1984 vroeg men zich af welke bestemming het oude complex zou krijgen? Maar op dat moment wist men het antwoord nog niet. Een alternatief was om er jongeren in te huisvesten, maar dat kosten zoveel geld omdat het gebouw hopeloos was verouderd en de kamers veel te klein. Dus dat viel ook af. Uiteindelijk werd het in 1989 gesloopt.
Het was vrijdag 8 augustus 1986 dat door dr. J Schutte en N. Steenstra, bestuursleden vanaf de oprichting van de stichting in 1952, de eerste paal werd geslagen. Eind 1987 konden de deuren van het ‘nieuwe St. Agnes-Verzorgingstehuis’ worden geopend. Echter in 2004 is het gebouw alweer toe aan een flinke opknapbeurt om het weer aan de eisen van de tijd aan te passen.
Een overzicht van wat Stichting St. Agnes tot stand heeft gebracht.
1953 22 woningen in het St. Agnes plantsoen
1959 40 woningen in het Poelenburgplantsoen
1972 87 woningen in de Polanenflat
1973 52 ouderen woningen in De Die
1977 93 woningen in de Van de Nouwelandflat
In totaal had de stichting dus 294 ouderenwoningen in haar bezit.
Andere verzorgingshuizen in Heemskerk zijn, Heemswijk gebouwd in 1980.
Westerheem, gebouwd in 1972. En als laatste is er nog de Marestate. Gehuisvest in het oude ziekenhuis aan de Mozartstraat. Het gebouw komt uit 1975, maar het verzorgingstehuis (althans een flink deel van het gebouw) zit er sinds begin jaren ’90 in, nadat het gebouw eerst deels een tijd leeg had gestaan.
Beethovenstraat
Hoe komt de straat aan zijn naam?
In dit hoofdstuk zijn eigenlijk twee hoofdstraten de revue gepasseerd.
De eerste ‘hoofdstraat’ is de Beethovenstraat. Deze straat maakt deel uit van de binnenste randweg om het centrum van Heemskerk. Beethoven dus.
Ludwig van Beethoven (1770-1827) is een van de grootste muzikale genieën uit de klassieke muziek. Reeds op achtjarige leeftijd gaf Beethoven zijn eerste concert. Een gehooraandoening die in 1802 begon en in 1818 resulteerde in volkomen doofheid, bezorgde hem veel moeilijkheden. Bekende werken van hem zijn: de ouvertures ‘Egmont’ en ‘Leonore’, de ‘Ero?ca’, de vijfde en vooral de negende symfonie met ‘Alle Menschen werden Bruder’. Ook deze naam werd eind jaren ’50 aan de straat toevertrouwd bij de bouw van de wijk Centrum.
Laan van Assumburg
Hoe komt de straat aan zijn naam?
Hoewel de Laan van Assumburg geen deel uitmaakt van de Beethovenstraat, wil ik hem er toch zijdelinks bij betrekken. Te meer omdat we er toch een stukje doorheen hebben gewandeld op onze wandeltocht door Heemskerk.
Als tweede ‘hoofdstraat’ dus, vinden we de Laan van Assumburg.
De laan is genoemd naar het gelijknamige kasteel. De naam Assumburg is vermoedelijk afkomstig van het buurtschap Assum, dat nu in de gemeente Uitgeest ligt. Vroeger zou Assum bij Heemskerk behoort hebben en later om waterstaatkundige redenen bij Uitgeest zijn gevoegd. Assumburg werd ook wel huis te Assum genoemd. Assumburg lijkt een heel sterk kasteel met indrukwekkende torens en kantelen, maar in feite is het een uit de kluiten gewassen landhuis. Een dergelijk kasteel wordt ook wel ‘coulissenkasteel’ genoemd. Tot omstreeks 1454 werd het versterkte huis genoemd: Williaems woninghe van Velsen. Assumburg kreeg door vele verbouwingen in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw zijn huidige uiterlijk. Het is nu in gebruik als jeugdherberg.
Extra:
Meer foto’s over de Beethovenstraat/Laan van Assumburg van na 1990?
Pak de rode map ‘Een groet uit Heemskerk’ foto register.
In deze map staan de straten op alfabetische volgorde. Sla de gewenste straat op en op het eind van de regel staan fotonummers en in welke map ze zitten. Het stukje tekst ervoor geeft in het kort wat er op de foto te zien is. Net zoals in deze map heb ik bij iedere foto heb ik geprobeerd er een klein verhaaltje bij te schrijven over wat er te zien is op de foto.
In de wijk Centrum / Neksloot zijn de volgende straten ook te vinden:
Händelstraat (componist), Gounodstraat (componist), Vivaldistraat (componist),
Rossinistraat (componist)
In de wijk Poelenburg zijn de volgende straten ook te vinden:
Bilderdijkstraat, Constantijn Huijgenstraat, Coornhertstraat, Louis Couperusstraat, Da Costastraat, Huibert Pootstraat, Potgieterstraat en als laatste de Staringstraat.
En zo eindigt hier het tweede deel van ‘Een groet uit oud Heemskerk’.
Het kan natuurlijk zijn dat u tijdens het lezen, stukjes tekst zijn opgevallen wat niet helemaal waar was of dat het incompleet was. Gaarne zou ik dat dan graag horen, zodat ik daar een rectificatie bij kan maken.
Ik probeer dan ook met zo veel zorg en toewijding om ‘iets’ van dit ‘project’ te maken. Maar natuurlijk wel zo waarheidsgetrouw mogelijk.
U hulp is daarbij onmisbaar, dus mocht u iets opgevallen zijn, schroom dan niet en laat het me even weten. Tevens hoop ik dat u inmiddels zo enthousiast bent geraakt door de eerste twee delen dat u ook het derde deel wil gaan inzien.
Ach, ach, wat is er veel veranderd in de laatste 60 jaar. Vanaf begin jaren ’50 begon het eigenlijk pas echt, met de komst van een nieuw winkelcentrum en daarna ook nog eens flinke uitbreidingen met compleet nieuwe wijken. De grenzen van het toen kleine dorpje Heemskerk met niet meer dan 6.500 inwoners werd danig overschreden en groeide uit tot een volwaardige gemeente met niet minder dan 36.000 inwoners vandaag de dag.
Vrijdag 4 Juni 2004
Simon de Wit
Heemskerk