PWN en de bezetter in het duingebied

terug

Geschiedenis van de Atlantikwall Festung IJmuiden
Waterwingebied Duinbeheer en de bezetter
Watervoorziening

Geschiedenis van de Atlantikwall

De geschiedenis van de Atlantikwall begin eigenlijk in 1938, als Adolf Hitler Fritz Todt de opdracht geeft tot de bouw van een verdedigingslinie langs de Duits-Franse grens onder naam Westwall, als antwoord op Maginotlinie aan Franse zijde. Organisation Todt (van origine wegenbouwer) had al naam gemaakt nadat de organisatie al meer dan 3000 km Autobahn had aangelegd eind 1938. De organisatie werd opgericht nadat Hitler aan de macht was gekomen in 1933.

Nadat de Duitsers Nederland waren binnengevallen, Nederland capituleerde op 15 mei 1940, begon de Kriegsmarine met de inrichting en verdediging van de belangrijkste havens en haveningangen van onder andere Den Helder, IJmuiden, welke als voorhaven van Amsterdam werd beschouwd, Hoek van Holland voor Rotterdam en Vlissingen voor Antwerpen, welke goede uitvalbasis boden voor maritieme acties van de Duitse Marine. De Duitsers maakte bij deze inrichting handig gebruik van de veelal bestaande kustbatterijen die door de Nederlanders zelf waren gebouwd. Toen Hitler op 19 juli een vredesaanbod aan de Engelsen deed, weigerde de Engelsen dit te aanvaarden. Hitler besloot gelijk een overleg waarin plannen werden gemaakt om Engeland aan te vallen door middel van een invasie welke de codenaam ‘Seelöwe’ zou krijgen. In Nederland was dit merkbaar doordat alles wat enigszins kon varen, zeewaardig werd gemaakt. De invasie zou plaats moeten vinden op Folkstone. Verkenningsvluchten hadden duidelijk hadden gemaakt dat de Engelsen lucht hadden gekregen van de plannen, want ze hadden voorbereidingen getroffen door hindernissen op te werpen zoals palen op landingsterreinen en mijnenvelden, hierdoor bleek de geplande landing niet meer uitvoerbaar en werd operatie ‘Seelöwe’ dan ook op 17 september 1940 voor onbepaalde tijd uitgesteld.

Nu Hitler niet meer aan de westkant van zijn ‘Duizendjarige Rijk’ ook wel ‘Derde Rijk’ genoemd, verder kon uitbreiden, had hij plannen ontwikkeld welke erin voorzagen dat de oostgrens aangevallen moest worden. Op 22 juni 1941 begon het offensief tegen Rusland onder de codenaam ‘Barbarossa’. Hitler streefde naar ‘Lebensraum’ in het oosten. Door de aanval in het oosten moesten de voorbereidingen op een invasie in Engeland worden gestaakt door de land- en zeemacht, terwijl de luchtmacht nog midden in een luchtslag om Engeland verwikkeld was. (Battle of Britain) Tevens waren er al vele troepen van het westfront naar het oosten getransporteerd.

Het Duitse opperbevel zag hierdoor het westfront ernstig verzwakken en was bang dat er mogelijk een invasie plaats zou vinden op de kusten van Nederland, België of Frankrijk. Tot nog toe waren alleen de haveningangen en havens extra beschermd, maar daar zou snel verandering in komen. Van nu zou het westfront ‘Neue Westwall’ gaan heten, en voorzag erin om de kustlijn met zo min mogelijk troepen de maximale verdediging te bewerkstelligen. Deze verordening werd uitgevaardigd op 14 december 1941. In deze verordening werd kenbaar gemaakt dat, het uitbreiden van tijdelijke versterkingen, het ombouwen van de gevaar lopende plaatsen in steunpunten (Stütspunkte) door middel van duurzame versterkingen en de versterking van de bestaande kustartillerie, ter hand moest worden genomen. De verordening van de ‘Neue Westwall’ gold voor de westkust van Noorwegen, Denemarken, Duitsland, Nederland, België en Frankrijk.

In een rapport, welke geschreven was door het O.K.M. (Obercommando der Marine) blijkt dat de Nederlandse kust een lage prioriteit te hebben wat betreft de bouw van de ‘Neue Westwall’. Noorwegen daar in tegen juist een hele hoge. Echter, het W.N.B. (Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden) geeft in een brief aan waarom Nederland juist wel geschikt is voor een invasie en waarom Nederland wel hoog op de prioriteitenlijst moet komen. In het rapport van 23 februari 1942 geeft hij aan dat:
•   Engelse havens die tegenover Nederland liggen, optimaal zijn te benutten.
•   Door goed georganiseerd verzet moet de positie van de militairen en kustgeschut bekent zijn.
•   Dat naast de belangrijke haven zoals Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen, tevens ook Den Haag
    als zeer belangrijk wordt ervaren als politiek centrum.
•   Volop aanwezige voorraden, medische hulp, proviand omdat Nederland nog weinig met
    oorlogshandelingen te maken had gehad.
•   Weinig steun voor de bezetter tijdens een invasie van de Engelsen omdat 75% van de bevolking
    aan Engelse kant staat.
•   Omdat Nederland vlak is, zijn luchtlandingen goed mogelijk en vooral effectief.

Echter, de gevraagde versterkingen in de vorm van batterijen met zware kanonnen van het kaliber 28, 38 en 40,6 cm werden niet toegekend. Tot eind 1942 kon het W.N.B. niet rekenen op extra versterkingen terwijl dit wel was verordend met de bouw van de ‘Neue Westwall’. Wat wel met de beschikbare manschappen kon worden gedaan, was het verder uitbouwen van de stellingen van de infanterie. Bij de al bestaande steunpunten Den Helder, IJmuiden, Den Haag, Hoek van Holland en Vlissingen worden versterkingen aangebracht in de vorm van tankhindernissen en prikkeldraadversperringen. Tussenliggende kuststroken en aan de kust gelegen vliegvelden worden verdedigbaar gemaakt door prikkeldraad versperringen, loopgraven en mitrailleurnesten. In de loop van 1942 worden wel, tussen de marine batterijen (Marineseezielbattarien) gelegen open ruimte opgevuld met artillerie geschut van de landmacht. (Heerenküstebatterien)

Voor de kustbewoners was de bouw van de ‘Neue Westwall’ zeer goed merkbaar, want op 1 mei 1942 werd de kuststrook tot verboden gebied verklaart tussen Den Helder en Hoek van Holland.

Om te ontdekken hoe de Duitse verdediging was georganiseerd, werd er in augustus 1942 een proeflanding gehouden op de Belgische kusten bij het plaatje Dieppe. Aan deze proeflading deden 7000 Canadezen soldaten mee. Deze proeflanding moest duidelijk maken hoe de samenwerking tussen de marine, lucht en landmacht aan Duitse zijde was. Bij proeflanding kwamen 4000 soldaten om het leven. De Duitse samenwerking was dus goed, echter wist het Duitse opperbevel gelijk waar de zwakke plekken zaten. Beide partijen trokken hier overigens lering uit. Een werkelijke invasie van Geallieerde zijde zou nog een aantal jaren aan voorbereiding kosten…

De in de herfst van 1942 ontwikkelde plannen voor de ‘Atlantikwall’, welke de naam van ‘Neue Westwall’ zou gaan vervangen, bestond uit een aantal steunpunten en niet zoals de ‘Neue Westwall’ een ononderbroken linie is. De locaties van deze steunpunten waren in de loop van de oorlog al vastgesteld. De bouw van de ‘Atlantikwall’ wordt ter hand genomen door Organisation Todt welke met lokale aannemers de bunkers bouwt. In dit ‘Führerbefehl’ dat door Hitler werd uitgevaardigd werd beschreven hoe de kustverdediging in te richten in Nederland, België en Frankrijk. Voor Nederland gold dat naast een zeefront van Den Helder, IJmuiden, Scheveningen, Hoek van Holland en Vlissingen, ook een landfront moest worden gebouwd. Hierdoor ontstonden grote verdedigingsgebieden, ook wel ‘Verteidigungsbereiche’, Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland.

Naast deze verdedigingsgebieden ontstonden ook de steunpuntgroepen, de zogenaamde ‘Stützpunktgruppe’ Callantsoog, Castricum, Zandvoort, Katwijk, Scheveningen, Goeree en Schouwen. Tevens werd het bevel gegeven om rondom de ‘Verteidigungsbereiche’ en de ‘Stützpunkt Gruppe’ een strook van 200 meter breed vrij te maken (Räumung) van alles wat er zich op bevond. Deze strook moest als vrij schootveld gaan dienen voor eventuele aanvallen vanuit het binnenland. Dit hield in dat hele woonwijken werden gesloopt en bossen gekapt. Tevens werden er tankmuren en grachten aangelegd. Al dan niet ondersteunt met mijnenvelden en prikkeldraadversperringen. Naast de grote verdedigingsgebieden ‘Verteidigungsbereiche’, later ‘Festung’ genoemd, en de ‘Stützpunkt Gruppe’ bestonden ook nog de kleinere gebieden met de naam ‘Stützpunkte’, troepen die zware wapens tot hun beschikking hadden en ‘Widerstandsnester’ die enkele lichte wapens tot hun beschikking hadden zoals machine geweren en moesten voldoen met een kleine bemanning. Ook deze kleine eilandjes waren rondom afgeschermd met tankversperringen en prikkeldraad. De overgebleven ruimte werd opgevuld met mijnvelden en andere tankversperringen zoals kunstmatig opgeworpen duinen. Zo ontstond het algemene beeld van de ‘Atlantikwall’. Door de Duitsers als ‘Perlenschnur’ aangeduid, op één lijn liggende, naast elkaar geplaatste versterkingen.

In augustus 1942 had Hitler in een bouwprogramma bevolen dat er 15.000 zware bunkers gebouwd moesten worden die per 1 mei 1943 gereed moesten zijn. In dit ‘winterprogramme’ zouden 4.000 bunkers bestemd zijn voor 20 belangrijke ‘Verteidigungsbereiche’ aan de west Europese kust, 1000 stuks voor artillerie en anti-tankgeschut, en de overige 10.000 voor de tussen liggende kuststroken. Op 1 mei 1943 blijken er slechts 6.000 van de 10.000 bunkers te zijn gebouwd. Niet het materieel of manschappen blijken deze vertraging te hebben veroorzaak, maar de brandstof om het materieel te vervoeren. Tussen Ameland en Kijkduin (Den Haag) waren 290 duurzame versterkingen geplant. In de loop van 1943 werd de bewapening van de Duitse kustverdediging sterk uitgebreid, vooral met tank- en anti tankkanonnen. Deze geschutsbunkers werden ook geplaatst bij ‘Stützpunkte’ en ‘Widerstandsnester’, waardoor deze alleen in omvang nog te onderscheiden was van een ‘Stützpunkt’.

Na aanleiding van een luchtaanval gaf Hitler in oktober 1943 de opdracht om al het kustgeschut in een open bedding te overbunkeren. Het ‘schartenbauprogramma’ moest 30 april 1944 gereed zijn. Geallieerde luchtbombardementen hadden in Italië het kustgeschut buiten gevecht gesteld.

Generaalveldmaarschalk Rommel werd in november 1943 belast met de verdere uitbouw van de ‘Atlantikwall’. De aanstelling had hij te danken aan de overwinning in de stellingoorlog in Noord-Afrika. Bij het inspecteren van de Nederlandse, Belgische en Franse kust worden hem al snel twee dingen duidelijk. Ten eerste was hij onder de indruk van enkele geleverde bouwprestatie en ten tweede dat de uitgangspunten van de verdediging onvoldoende zouden zijn om een dreigende invasie te kunnen weerhouden.


terug

Geschiedenis van de Atlantikwall Festung IJmuiden
Waterwingebied Duinbeheer en de bezetter
Watervoorziening

Festung IJmuiden

Uit voorgaande tekst blijkt duidelijk hoe en waarom de Atlantikwall moest worden gebouwd. De noodzaak om IJmuiden als ‘Festung’ te bestempelen en waarom er een landfront moest worden aangelegd. Deze noodzaak wordt nog meer benadrukt in een schriftelijke opdracht van de ‘Festungskommandant’, de zogenaamde ‘Befehl für die Verteidigung IJmuiden’.

Befehl für die Verteidigung IJmuiden
De havenplaats IJmuiden is gelegen aan het Noordzeekanaal en grote schepen kunnen via IJmuiden het achterland (Amsterdam) bereiken. Van grote betekenis zijn de 3 nieuwe sluizen in het kanaal. Schade aan de sluizen kan tot gevolg hebben dat de doorvaart gestremd wordt en dat het achterland (dat beneden N.A.P. ligt) onder water komt te staan. Het in bezit krijgen van de havenplaats is voor de tegenstander van essentieel belang. Met het in bezit hebben van de haven hebben zij een bruggenhoofd voor hun bevoorrading. De spoorbrug verbindt het noordelijke gedeelte van de provincie met het deel ten zuiden van het kanaal, verwoesting van de spoorbrug heeft grote gevolgen voor de bevoorrading. Het Kernwerk dat midden in de toegang van de haven ligt zal elke aanval binnen de havenhoofden in een vroeg stadium teniet moeten doen. Op beide oevers van het kanaal zijn grote industriecomplexen die voor de Wehrmacht, maar ook voor de Nederlandse bevolking van levensbelang zijn. De kuststrook aan beide zijde van de havenhoofden is vrij smal, hier zal de verdediging zich op moeten concentreren (Seefront). Naarmate men verder vanaf het kanaal verwijderd is worden de duinen breder en ook steiler. De steile duinen vormen een bijna onneembare hindernis voor pantservoertuigen. Het grondgebied ten zuiden van de havenplaats bestaat uit duingebied, waar een strategische verdedigingslinie is uitgebouwd. Het noordelijke deel is moeilijker te verdedigen, dit komt door de versnipperde industrialisaties en de aanwezigheid van twee woonkernen (Beverwijk en Heemskerk). Een eventuele landing ten noorden van het kanaal mag uitgesloten worden geacht, omdat de vijand het kanaal moet oversteken om verder te kunnen optrekken. Het deel ten oosten van IJmuiden bestaat uit laaggelegen weilanden, waar zwaar materieel zich maar moeizaam kan verplaatsen. Wel is dit gebied geschikt voor luchtlandingstroepen en het wordt als zodanig met versperringen onbruikbaar gemaakt.

Rondom IJmuiden, Hoogovens en Wijk aan Zee werd dus een landfront aangelegd. Deze moest bescherming bieden tegen aanvallen vanaf landzijde. Een ononderbroken linie voor pantserwagens. Het aantal wegen dat deze linie doorkruiste werd tot een minimum beperkt. De contouren van deze linie waren in de periode waren in de periode voorafgaande aan de Ausbau bepaald door de reeds op strategische punten gerealiseerde stellingen. Om het in- en uitgaand verkeer door te laten waren er op doorgaande wegen doorlaatposten gesitueerd. Deze posten konden in geval van alarm snel afgesloten worden, waardoor de linie rondom IJmuiden hermetisch gesloten werd.

De noordzijde van Festung IJmuiden, Land- en Seefront, lag deels op het grondgebied van Heemskerk. De Widerstandnesters die op Heemskerks grondgebied lagen worden hieronder besproken.


Widerstandnester 61 (Seefront)

W.N. 61 lag ingesloten tussen W.N. 41H en W.N. 62 welke lag op het grondgebied van Wijk aan Zee. Naast de zware mitrailleuropstellingen waren er ook nog andere verdedigingstechnieken aangebracht in deze Widerstandnester. Op de tekening (fragment Gesamptplan Festung IJmuiden) staan namelijk een aantal Y’s. Deze Y’s stonden voor Abwehrflammenwerfer. Dit waren vlammenwerpers welke op afstand te bedienen waren. Widerstandnester 61 lag in de zeereep en hier lagen dan ook lange smalle Schutzenminenfelden.


Widerstandnester 125 – 126 – 127 – 128 - 129 (Landfront)

Net zoals W.N. 61 maakte W.N. 125 en 126 deel uit van het Landfront rondom IJmuiden. Het Landfront bestond uit een veelheid aan bunkers, onderkomens voor diverse doeleinden en Tobruks. Ook heeft hier een 2 tal luchtafweergeschut gestaan. Lange smalle Schützenminenfelden vormden de grens tussen Festung IJmuiden en het waterwingebied. Op de tekening ligt er pal noordelijk een Hemmkurvensperre. Deze versperring was kunstmatig opgeworpen om de doorgang van pantservoertuigen te bemoeilijken.

Veldmaarschalk Rommel bezocht op zaterdag 25 maart 1944 Küsten Verteidigungs Abteilung Amsterdam, afgekort K.V.A. Amsterdam. Festung IJmuiden viel onder K.V.A. Amsterdam. Zodoende heeft Heemskerk nogmaals de ‘eer’ gehad om Rommel te mogen ontvangen op haar grondgebied. Een dag eerder bezocht Veldmaarschalk Rommel en zijn gevolg K.V.A. Schagen. Om te eindigen bij Widerstandnester 41H, het Noorderduin. Pal zuid van het Noorderduin lag ook de grens van beide K.V.A.’s. Om 8:00 in de morgen vertrekt Rommel met zijn gevolg richting Festung IJmuiden waar onderweg onder andere de verdedigingswerken en inundaties deels rondom Amsterdam worden bekeken. Van 10:30 tot 10:45 wordt W.N. 126 bezocht. Rommel bekijkt hier de omvangrijke mijnvelden. Hierna vervolgt Rommel zijn bezoek aan K.V.A. Amsterdam naar het hoofdkwartier M.A.A. 201 gelegen in Wijk aan Zee. Widerstandnester 61, 125 en 126 vormden samen met Widerstandnester 127, 128 en 129 een lang aaneen gesloten Landfront.




terug

Geschiedenis van de Atlantikwall Festung IJmuiden
Waterwingebied Duinbeheer en de bezetter
Watervoorziening

Waterwingebied

Hoewel het Landfront rondom IJmuiden ophield even ten noorden van Wijk aan Zee werd het drinkwatergebied daarachter van hoog strategisch belang geacht. Drinkwater was onontbeerlijk voor de bezetter maar ook voor de bevolking en net zoals de industrie van levensbelang. Om dit wingebied te beschermen tegen de vijand werd het omringd met Widerstandnester en veel, heel veel mijnenvelden. Drinkwater was niet alleen belangrijk in dagelijks gebruik als drinkwater en om mee te wassen, maar ook de stoomtreinen maakte er gebruik van. Zuiver water om de ketels van de treinen te vullen. De Widerstandnester die het wingebied omringde waren W.N. 54 – 55 – 56 – 57 – 58. In het zelfde gebied lagen ook nog twee Widerstandnester welke onderdeel waren van het Seefront. Te weten 41H en 41aH.

Bron foto's: Archief P.W.N.


     

     



Ontstaan P.W.N.

De provincie Noord-Holland kocht in 1919 de Zaanlandse en de Alkmaarse Waterleiding, in bezit van de Maatschappij tot Exploitatie van Waterleidingen in Nederland, en richtte het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (P.W.N.) op. Even ten noorden van Wijk aan Zee werd het bestaande waterwingebied uitgebreid en vernieuwd. In de periode 1930 – 1940 kocht de provincie grote stukken duingebied aan om de waterwinning veilig te stellen. In 1934 droeg zij het beheer van deze gebieden over aan P.W.N., die hiervoor een rentmeester in dienst nam. Het Heemskerkerduin was altijd in particulier bezit. Begin 1900 was het eigendom van Jan Hendrik Boelens van der Haer, een jachtliefhebber uit Den Haag. Na zijn overlijden in 1909 kwam het Heemskerkerduin in bezit van de familie E.L.L. baron van Tuijll van Serooskerken, die het 718 hectare grote gebied in 1938 verkocht aan de provincie Noord-Holland. Hoewel de provincie eigenaar was geworden, bleef baron Van Tuijll tot aan zijn dood in 1954 wonen in Kruisberg 4. Naast Baron van Tuijll bezat ook familie Gevers van Marquette grote stukken duingebied aan de noordzijde van Heemskerk, het zogenaamde Geversduin
Vanaf de oprichting in 1919 stond de heer J. van Oldenborgh aan het roer van P.W.N. Op 6 mei 1940 werd hij opgevolgd door ir. W. Mensert die in 1942 om politieke redenen ontslag nam. Ir. B.F. Nievelt volgde hem op en bleef ook na de oorlog, met een korte onderbreking, hoofd van P.W.N.


terug

Geschiedenis van de Atlantikwall Festung IJmuiden
Waterwingebied Duinbeheer en de bezetter
Watervoorziening

Duinbeheer en de bezetter

Toentertijd beheerde P.W.N. in opdracht van de Provincie grote delen duingebied waaronder ook het duingebied waarin zich het waterwingebied bevond. Aangezien hier de Duitse bezetter vele mijnenvelden en bunkers hebben aangelegd en gebouwd was het voor de medewerkers van P.W.N. niet altijd even gemakkelijk om hiermee om te gaan. Hoe P.W.N. in die dagen met de dagelijkse invloed van de bezetter omging is terug te lezen in de journaals van de jaarverslagen.

In het jaarverslag 1940 van PWN is het volgende te lezen:
    ‘Tijdens de oorlogsdagen werd geen schade aan de terreinen toegebracht. Daarvoor en daarna hadden de duinen, wegen en afrasteringen, als gevolg van daar gehouden militaire oefeningen, veel te lijden. Op verschillende plaatsen moesten dan ook maatregelen worden genomen om verstuiving tegen te gaan; de wegen werden zooveel mogelijk hersteld’
    ‘Enkele keren ontstond een begin van brand, welke branden steeds spoedig door snel ingrijpen worden gebluscht. De schade bleef tot het verloren gaan van kleine oppervlakte duinbegroeiing beperkt’
    ‘In de loop van het jaar vielen op verschillende plaatsen in de terreinen bommen; personeel noch publiek bekwamen doordoor eenig letsel’

In het jaarverslag 1941 van PWN is het volgende te lezen:
    ‘Met het steeds krapper toegemeten materiaal moeten thans bovendien de in verband met luchtaanvallen gewenschte noodverbindingen tot stand worden gebracht’
    ‘Niet alleen de oorlogstoestand maar ook zoowel de winter 1940-1941 als de winter 1941-1942, voor zoover deze tijdvakken in het verslagjaar vielen, baarden de bedrijfsleiding zorg. Zoo veel mogelijk werd waterverspilling door lekken ten gevolge van vorst en het laten doorstromen van de kranen bestreden, doch ook deze bestrijding ondervond speciale moeilijkheden o.a. tengevolge van de eveneens sterk beperkte vervoersmogelijkheden’

In het jaarverslag 1942 van PWN is het volgende te lezen:
    ‘Het geheele duincomplex, alsmede de dorpen Wijk aan Zee, Castricum, Egmond en Egmond aan Zee werden successievelijk tot ‘sperrgebiet’ verklaard. In de kommen dier dorpen werden gedeelten is woongebied aangewezen voor hen, die noodzakelijk aldaar moesten blijven. In verband met een en ander moesten verscheidene leden van het personeel evacueren’
    ‘Het bezoek aan de terreinen was belangrijk minder talrijk dan in het vorige verslagjaar. De voornaamste oorzaak was het sluiten van de terreinen voor het publiek met ingang van 18 augustus. Tot het nemen van dien maatregel –die in juli reeds voorafgegaan was door een verbod om zich buiten de wegen en paden te begeven- werd overgegaan, omdat het ondoenlijk was gebleken om streng de hand te houden aan het voorschrift, dat de bezoekers zich niet buiten de wegen en paden mochten begeven en de verboden terreingedeelten niet mochten betreden. Vooral toen de bramentijd aanbrak, konden vele de verleiding niet weerstaan om bedoeld voorschrift te overtreden, waardoor zij zich aan levensgevaar bloot stelden. Om erger te voorkomen, zijn de terreinen toen voor het publiek gesloten’…

In die tijd werden de duinen geteisterd door veel kleine en middelkleine duinbranden, al dan niet veroorzaakt door uit vliegtuigen geworpen brandbommen of militaire oefeningen van de bezetter.

    ‘Mede als gevolg van het buiten dienst stellen van eenige Rijkstelefoonaansluitingen verliep de alarmering veel te traag. Niettemin kon bij dezen branden vastgesteld, dat de Boschbrandweer, zoals in 1942 was georganiseerd, in de praktijk goed heeft voldaan’
    ‘Jammer is het, dat de brandposten door de Duitsche weermacht werden gevorderd en als zoodanig niet meer mochten worden gebruikt. In het duinterrein Wijk aan Zee ontstond in jong Bosch door gloeiende scherven van luchtafweergeschut een begin van brand. Door spoedig ingrijpen kon daar groote schade worden voorkomen’
    ‘Door allerlei maatregelen en handelingen, zooals het houden van militaire oefeningen en het maken van militaire bouwwerken, zijn de duinen en de wegen hard achteruit gegaan. Vooral de buitenduinen hebben, door het weghalen van helm, met het steken waarvan regelmatig en veelal op zeer onoordeelkundige wijze groote ploegen arbeiders in Duitschen dienst bezig waren, ernstig geleden. Dankzij het vochtige en groeizame weer gedurende het jaarverslag zijn er geen ernstige verstuivingen ontstaan, doch er wel rekening mede worden gehouden, dat deze in de toekomst zullen optreden’
    ‘Het uiterlijk schoon van het duingebied had, behalve door den aanleg van vele militaire werken, ernstig te lijden door het daarin aanbrengen van ettelijke rijen telefoonpalen en enkele hoge torens’

In het jaarverslag 1943 van PWN is het volgende te lezen:
    ‘In het vierde oorlogsjaar heeft ons provinciale bezit zeer gelden. Veel natuurschoon is verloren gegaan door werkzaamheden van militaire aard, o.a. door het kappen van hout, het graven van sleuven, het afgraven van duinen, het maken van bunkers en loopgraven en het aanbrengen van prikkeldraadversperringen. Door het drukke militaire verkeer, vooral van paarden en van wagens met smalle wielen, hebben de zandwegen ernstig te lijden gehad. Ook de afrastering moest herhaaldelijk worden hersteld, vooral op plaatsen waar militaire werken werden aangelegd. Werden voorheen de bunkers in den zeereep en in de kuststrook gebouwd, in den loop van het jaar werd de bouw van deze werken ook in het binnenduin ter hand genomen, zoodat ook daar het landschap een ander beeld heeft gekregen’.
    ‘Door het plaatsen van prikkeldraadversperringen en het leggen van kabels rechttoe rechtaan, moesten ook vele boschcomplexen het ontgelden. Binnen de afrasteringen werden op vele plaatsen landmijnen gelegd. Deze velden, die van bepaalde teekens zijn voorzien, leverden voorhands voor eigen personeel; nog geen gevaar op’.
    ‘Ten behoeve van werken voor de Duitsche weermacht werd in de terreinen veel helm getrokken, een werkzaamheid, die wij vooral in den laatste tijd in betere bannen hebben kunnen leiden’
    ‘Tijdens een groote militaire oefening met zwaar geschut werd ‘Het Voerhuis’ in het terrein Heemskerk, bewoond door onzen voorman terreinwerken E. J. Kortenoever, door een granaat getroffen, ten gevolge waarvan in het huis een ware verwoesting werd aangericht. Gelukkig kwamen de bewoners met den schrik vrij. De militaire overheid vergoedde de door het Bedrijf aan de woning en de door de bewoners aan den inboedel geleden schade. Het huis werd in eigen beheer hersteld en kon in de loop van het jaar wederom worden betrokken’

In het jaarverslag 1944 van PWN is het volgende te lezen:
    ‘Ook in 1944 werd de normale bedrijfsgang in sterke mate door de oorlogsomstandigheden belemmerd. Aan het beginnen met de uitvoering van nieuwe werken en zelfs aan het onderhoud van bestaande werken en gebouwen, kon niet worden gedacht. De stroom van voorschriften, die in acht moesten worden genomen, nam steeds grooteren omvang aan en vergrootte voortdurend de kans, dat het Bedrijf niet meer behoorlijk zou kunnen functioneren. De onrust onder het personeel steeg uiteraard naarmate de Duitsche bezetting rigoureuser optrad en ook daardoor werd een geregelde gang van zaken ernstig belemmerd’.
    ‘Wij verheugen ons achteraf te mogen constateren, dat het Bedrijf er, de uitermate moeilijk omstandigheden in aanmerking genomen, nog zoo buitengewoon goed is afgekomen en tot het einde van het jaar toe in staat is geweest zijn taak, om de bevolking van zijn voorzieningsgebied van voldoende deugdelijk drinkwater te voorzien, ten volle te blijven vervullen’
    ‘In verband met de in September uitgebroken spoorwegstaking en het nagenoeg geheel uitvallen van den auto-vervoersdienst, werd en koeriersdienst ingesteld, teneinde eenig contact te kunnen onderhouden met de districtkantoren en de pompstations en de administratieve bescheiden uit te wisselen. Die koeriersdienst werd op voortreffelijke wijze, vaak met levensgevaar, onderhouden. De razzia’s namen toe en deden ook vele jongere ambtenaren terecht besluiten zich schuil te houden. Het gevolg daarvan was, dat op den duur van een regelmatigen arbeid geen sprake meer kon zijn en de achterstand in werkzaamheden steeds toenam. Ook het gebrek aan voldoende voedsel en warmte speelde daarbij uiteraard een belangrijke rol.
Het P.W.N. heeft zich beijverd zijn personeel in de moeilijkheden althans eenigermate tegemoet te komen door het verstrekken van warme maaltijden, van groeten en brandstof. Het gold het lijfsbehoud van het personeel en mede daardoor een bedrijfsbelang van de eerste orde. In verband met het toenemende levensgevaar voor het personeel van de afdeeling Terreinen, dat der pompstations Castricum en Wijk en Zee en dat, hetwelk in Duitschland was tewerkgesteld, werd een Molest-verzekering gesloten. Het personeel heeft over het algemeen in het wel zeer moeilijk jaar 1944 met opgewektheid en plichtsgevoel zijn arbeid verricht. Gaarne betuigen wij het daarvoor op deze plaats onzen dank’
    ‘Op tal van plaatsen, vooral in het kustgebied te Heemskerk en Bakkum, werden militaire werken aangelegd of bestaande uitgebreid, terwijl de duincomplexen met prikkeldraad werden omgeven en verder geheel of gedeeltelijk in mijnenvelden werden herschapen. Met betrekking tot het optreden van en voor de Duitsche weermacht zij nog het volgende vermeld.
Vooral in het mooie zgn. voorduin in het terrein Heemskerk werd bij den aanleg van autoboxen aan het houtgewas veel schade veroorzaakt. Niet alleen dat men hout noodig had voor het bouwen der schuilplaatsen, doch de bouwers en arbeiders maakten van hun aanwezigheid in het terrein bovendien misbruik door zoveel mogelijk hout te stelen, veelal onder toezicht van militairen, zoodat in die gevallen nagenoeg niet kon worden ingegrepen. Wel werd steeds alles in het werk gesteld om vorderingsbewijzen te verkrijgen en werd aangedrongen op betaling van de gebruikte materialen. Indien het kleine aannemers betrof, hadden die pogingen meermalen succes en soms zelfs tot resultaat, dat de uitvoering van voorgenomen werken kon worden voorkomen of vertraagd. De groote aannemers dekten zich gemakkelijk achter de militaire instanties, zoodat met hen nagenoeg niet tot de gewenschste overeenstemming kon worden gekomen’
    ‘Ook voor gereedschap, zooals zagen en bijlen, bestond veel ongewenschte belangstelling. Dikwijls waren militaire de daders, doch even vaak ook burgers. In de overige terreinen werden veel sleuven gegraven voor het daarin leggen van telefoonkabels.
Bij het kappen werden willekeurige kapstroken gemaakt van 10 tot 50 m breedte, waardoor ongeveer 25 ha Bosch is verdwenen. Het beste hout werd door de Duitschers en aannemers weggevoerd, de rest bleef, veelal onuitgesnoeid liggen, waardoor een slordig aanzien ontstond. Zoodra ter plaatse niet meer werd gewerkt, is van de gelegenheid gebruik gemaakt het tegen den grond liggende hout aan personeel en burgers, alsmede aan verschillende instellingen zooals gaarkeukens en boterfabrieken, tegen redelijke prijzen af te geven’

In het boekjaar 1944 werden in het duingebied de schades door militaire activiteiten genoteerd en geleden schade geschat. Over het duingebied van Heemskerk vinden we het volgende in het jaarverslag.

Datum		Oorzaak				Schade

28 mei		luchtafweergeschut			fl 1.480,-
29 mei		luchtafweergeschut			fl      55,-
29 mei		explosie tijdens oefening		fl    250,-
11 juni		militaire oefening			fl 1.700,-
24 juni		luchtafweergeschut			fl 1.425,-
26 juni		onbekend				fl 1.375,-
6  augustus	schietoefeningen drinkwaterwinning	fl 5.230,-
23 augustus	onbekend				fl 5.750,-
‘Hierna volgt een overzicht van hetgeen door de Duitsche weermacht is gevorderd en later eventueel weer is vrijgegeven. Dat overzicht kan geen aanspraak maken op volledigheid maken, daar omtrent den aanleg van vele militaire werken geen gegevens beschikbaar zijn en groote complexen niet mogen worden betreden’

Terrein Heemskerk

Vordering	Vrijgegeven	Omschrijving

9   maart	2 december	Woningen Kruisberg 1, 2, 3, 4 en 5
9   maart	2 december	Woning ’t Voerhuis
9   maart	2 december	Schuur, rozen- en fruittuin alsmede fazantenhokken
     juli	   	   october	Vaste keet in ‘Doornenvlak’
7   juli                  october	Woningen Duinweg 10 en Voorweg 51 alsmede erfpachtperceel A1326
20 juli		6 october	Dienstwoning Duinweg 2a	
20 juli		  december	Woning Rijksstraatweg 152
Bron foto's: Archief P.W.N.

     



Bewoners van de Kruisberg in 1940 - 1945

   Kruisberg 1 familie Zonneveld
   Kruisberg 2 onbewoond
   Kruisberg 3 familie Bruinekool
   Kruisberg 4 Baron van Tyull van Serooskernen links
   Kruisberg 4 familie Baltus rechts
   Kruisberg boerderij onbewoond
   Kruisberg 't Voerhuis familie Kortenoever


Familie Kortenoever

Op 1 april 1940 werd Eldert Kortenoever aangesteld bij de afdeling terreinen van het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN) en aanvankelijk belast met de toezicht op de werkzaamheden in het Heemskerse duinterrein. Vervolgens werd hij ingezet op de kwekerij op de Zeeweg, werk waarvoor hij een opleiding had gedaan en waarin hij de nodige ervaring had opgedaan. Op 7 mei 1942 trouwde Eldert met Betty Frapon. Betty werkte als verpleegster in een kinderziekenhuis in Baam. Tijdens een volksdansfeest in Hilverzum heeft Eldert Betty leren kennen. Slechts kort verbleef het paar in 't Gooi. Het PWN bood woonruimte aan in het duingebied bij de Kruisberg. Dit huis droeg de naam 'Voerhok', omdat baron Van Tuyll van Serooskerken, de voormalige eigenaar van het duingebied, het huis gebruikte om voer op te slaan voor fazanten, die voor de jacht waren gekweekt. Kortenoever verbouwde de schuur tot een woning, waardoor de naam 'voerhok' veranderde in 'voerhuis'. Tot op de dag van vandaag draagt het deze naam.

Het huis was aanvankelijk nauwelijks geschikt als woning. Een stenen vloer, een pomp, geen elektriciteit, het was niet eenvoudig om op te starten. Het gemis aan comfort werd ruimschoots gecompenseerd door de prachtige natuur rondom het huis. Vlakbij stonden nog enige woningen, waaronder het jachthuis van baron Van Tyull van Serooskerken dat ook door het bruidspaar Baltus werd bewoond. De baron kwam regelmatig logeren en nam deel aan jachtpartijen. Verder woonde en nog drie gezinnen, waaronder het gezin van Bruinekool, een jachtopziener die nog in dienst was geweest van de baron en daarna in dienst trad van het PWN. De leden van deze kleine gemeenschap konden gedurende de oorlogsjaren in het duingebied blijven wonen. Als tegenprestatie voor dit woonrecht moesten de manen wachtlopen om zo te voorkomen dat de bossen gekapt werden. Dit ging soms met een knipoog naar de naar hout op zoek zijnde dorpsbewoners. Het was spannend, maar op een of andere manier waren alle partijen tevreden. Het wachtlopen bij de pompstations van het PWN was natuurlijk extra moeilijk, omdat rondom de brandbommen naar beneden kwamen. Alle bewoners van de Kruisberg hebben deze moeilijke situaties overleefd. op 28 juni 1943 werden de huizen aan de Kruisberg getroffen door granaten van zwaar geschut dat voor de jeugdherberg Koningsbosch stond. (Bakkum) Daar vandaan word er geoefend met als doel een vlot dat in zee lag. Er was duidelijk sprake van afzwaaiers. De bewoners van de Kruisberg ontkwamen ternauwernood. Een Duitse wacht liep heen en weer en opeens rende hij hard weg. Een onbekend geluid drong het huis binnen. Na een korte discussie besloten ze het huis te verlaten, in strijd met de geldende richtlijn om bij onraad een schuilplaats te zoeken. Het is maar goed geweest dat ze dat advies niet opgevolgd hebben. Eldert en Betty Kortenoever rende het duin uit en echter hen sloegen granaten kraters in de grond. De achterkant van het 'Voerhuis' werd eraf geschoten. Een stuk muur bungelede alleen nog aan een kraan. Na deze 'miniramp' kregen de bewoners van de Kruisberg enkele uren te tijd om zich te vestigen op het Duinderwalletje, een gedeelte van het dorp dat vlakbij het duingebied ligt. Toch konden de bewoners hier niet blijven. De gezinnen kregen een evacuatie adres toegewezen aan de Oosterweg, totdat hun woning bij de Kruisberg weer hersteld was.

In december 1943 kwam er een Lancasterbommenwerper neer boven de Kruisberg. Het vliegtuig spatte gewoon uit elkaar. Jan Zonneveld, buurman van de familie Kortenoever verteld erover; 'De dennen rond de Kruisberg achter de boerderij waren in een klap zonder top'. Zonneveld herinnerde zich dat hij samen met Kortenoever de massieve band van het staartwiel van de Lancaster heeft kunnen bemachtigen. Uit die band sneden ze stroken rubber die ze als banden voor hun fietsen konden gebruiken. Toen de Duitsers lucht kregen van deze onderneming, hebben ze de resten van het rubber begraven in de kippenren bij het 'Voerhuis'. Na de oorlog is Jan Zonneveld nog op zoek gegaan naar het rubber, het was onvindbaar. Heel veel jaren later, brak zoon Dirkjan Kortenoever de voliére af in diezelfde kippenren. Bij het uitgraven van de palen kwamen de resten rubben te voorschijn. Voor Dirkjan was de hoeveelheid niet te verklaren. Pas in 2006, door het relaas van Jan Zonneveld, viel het kwartje. Het rubber maakte ooit deel uit van het staartwiel van de neergestorte Lancaster.

Bron foto's: Historische Kring Heemskerk



Bezoek aan de resten van verongelukt vliegtuig.
v.l.n.r.:
Duits officier;
dhr. v.d. Meent, Rentmeester uit Heemskerk;
Baron Van Tuyll van Serooskerken;
Bernard van Doorn, particulier chauffeur van de baron.

     

Links op de linker foto staat jachtopziener Van Amersfoort te kijken naar een van de motoren van het verongelukte toestel. Op de rechter foto hurkt Van Amersfoort bij de brokstukken.


Dat het duingebied ook een schuilplaats kon zijn voor onderduikers is moeilijk voor te stellen. Op zolder van het 'Voerhuis' logeerden regelmatig mannen die een onderduikadres nodig hadden. Het waren oud NJN'ers (Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie), die de naam 'oude sokken' kregen, nadat ze 23 jaar geworden waren en de NJN verlieten. De 'oude sokken' kregen in het 'Voerhuis' een tijdelijk onderkomen. Een van hen, Pieter Groot uit Westzaan vertelt over deze tijd; 'De Moffen hielden iedereen tegen. Maar ondanks de oorlogstijd was de omgang met de Duitsers soms soepel. Het gedrag was onvoorspelbaar en wie toch het duin in wilde gaan, nam een groot risico'. Jaap Kaal en Pieter Groot, beide oud NJN'ers reden langss de versperring van de Duitsers. Ze werden niet aangehouden en konden doorgaan naar de Kruisberg. Eenmaal in het duin bleef het mogelijk vanuit het duin de polder in te gaan om bij de boeren voedsel te vragen. Het hebben van voedsel was naast de voortdurende angst voor het onvoorspeldbare gedrag van de Duitsers.

Bron foto's: Archief P.W.N.




     


Bewoners van de Kruisbergweg en Rijksstraatweg in 1940 - 1945

   Kruisbergweg dienstwoning gebouwd in 1941 (Gelijk de woning nabij 'Kijk uit' Castricum.)
   1941 - 1973 familie Van Hiele.
   1973 - 1983 familie Harm Snater.
   1983 - heden familie Hidde Posthuma.
   Rijksstraatweg 152, familie N. Slikker
   Rijksstraatweg 177, familie Jaap Veldhuis

In 1955 kwam familie Henk Kranendonk op nr. 177 wonen. Jaap Veldhuis verhuisde naar de overkant waar het oude pand was afgebroken en een nieuw huisje was neergezet. Of dat laatste al voor de oorlog of erna is gebeurd, is niet duidelijk. Het oude huis op nr. 152, waarvan de barg nu nog staat, werd voor die tijd bewoond door N. SLikker en M.J. Slikker-Kluft. Na vertrek van Jaap Veldhuis is Welboren in het pand komen wonen.


In het jaarverslag 1945 van PWN is het volgende te lezen:
    ‘De belangrijkste gebeurtenis, welke over dit boekjaar valt te vermelden is de bevrijding van ons land van de Duitsche overheersing. Een loodzware last viel van ons af toen wij voelden weer ons zelf te kunnen zijn, de ons toevertrouwde behartiging der drinkwatervoorziening niet langer dreigde te worden verstoord, ons personeel zich niet meer zou behoeven schuil te houden, onze pompstations en leidingen niet meer door oorlogshandelingen zouden kunnen worden getroffen en ons fraaie duingebied niet nog meer afbraak zou worden blootgesteld’

    ‘Het P.W.N. is er, gelet op de buitengewoon moeilijke omstandigheden, als geheel genomen goed uitgekomen. Weliswaar zijn wij door het gedeeltelijk uitvallen der electriciteitsvoorziening verplicht geweest groote deelen van van het voorzieningsgebied van watertoevoer uit te schakelen, maar dat is slechts van korten duur geweest. In begin 1945 werd de kolenpositie steeds moeilijker. In verband daarmede is getracht ten aanzien van de electriciteitsvoorziening het P.W.N. in de hoogste klasse van het prioriteitsschema geplaatst te krijgen. Die pogingen zijn met succes bekroond. De toewijzingen waren echter zoodanig, dar uiterste bezuiniging geboden was. Verschillende maatschappijen werden dan ook getroffen om een evenredige bezuiniging van het waterverbruik te verkrijgen. De burgemeesters van de bij P.W.N. aangesloten gemeenten hebben over het algemeen begrip getoond voor de noodzakelijkheid van bezuiniging. Daardoor daalde het waterverbruik aanzienlijk en werd nog verder ingrijpen overbodig. Voor wat het gebied ten Noorden van het Noordzeekanaal betreft, werd het bedrijf aan de pompstations Bergen en Castricum door Dieselmotoren overgenomen. Daarbij werden veel moeilijkheden ondervonden, aangezien, in plaats van de vereiste Dieselolie, teerolie werd beschikbaar gesteld, waarvan vervuiling der kleppen het gevolg was. Het was dan ook slechts mogelijk om per etmaal 8 uren te draaien, de overige tijd moest aan schoonmaken worden besteed’
    ‘Terstond na de bevrijding werd nagegaan welke woningen in dienstgebouwen in het afgesloten duingebied, welke door de Duitschers werden gebruikt, spoedig zouden kunnen worden hersteld en o.a. aan ons personeel te bewoning zouden kunnen worden aangewezen. Daarbij bleek, dat een aantal dezer perceelen zoozeer in de achterliggende periode had gelden, dat herstel niet meer mogelijk zal zijn. Twee dier perceelen moesten zelfs door den staat, waarin zij verkeerden, worden afgebroken. Eveneens in zeer slechte staat bevinden zich Kraaiennest 3 en 5, Puinweg 1 en 2, alle vier te Heemskerk. Te zijner tijd zal moeten worden nagegaan of herstel van deze woningen nog wel verantwoordelijk zal zijn’
    ‘Door bezetting en diefstal zijn veel houtopstanden verloren gegaan. Natuurlijk waren tijdens de razzia’s vele leden van het personeel verplicht zich schuil te houden, de duinen en vooral de schijnmijnenvelden boden daartoe een prachtige gelegenheid. Velen van het personeel waren met de ligging van die velden tamelijk goed op de hoogte’
    ‘Behalve met bosch- en terreinwerk werkzaamheden, werd een gedeelte van het personeel bovendien belast met het verrichten van bewakingsdiensten ten behoeve van de waterwinning, met het schoonmaken van filters, het aanvullen van filters, het graven van sleuven, alsmede met werkzaamheden in verband met de voedselvoorziening’
    ‘De brandstoffenvoorziening vormde een probleem op zichzelf. Van heide en ver kwamen smeekbeden om brandhout. Allerlei verleidelijke aanbiedingen moesten van de hand worden gewezen. Alleen dan, wanneer voor het geheele personeel iets anders in de plaats kon worden verkregen, werd een enkele maal een aanbod aanvaard’
    ‘Tijdens de bezetting is het hakken van hout voor allerlei doeleinden steeds doorgegaan. Verschillende Duitsche instanties werden hierbij tegen elkaar uitgespeeld met het gevolg, dat tenslotte opdrachten alleen konden worden uitgevoerd onder toezicht van z.g. deskundige militairen, die ons inderdaad flink hebben geholpen. Een hunner was zeer actief en wenste geen boom gehakt te zien, die om boschbouwkundige redenen niet mocht verdwijnen. Het hout werd bestemd voor eigen bedrijf en personeel, alsmede voor burgers en vooral ook voor sociale instellingen, zooals gaarkeukens, ziekenhuizen en boterfabrieken. Bij het verstrekken van hout aan de burgers werd dikwijls het advies van doktoren en wijkzusters ingewonnen’
    ‘De militaire activiteit was uit den aard der zaak in het verslagjaar slechts van weinig beteekenis. Wel werden zoo nu en dan schietoefeningen gehouden en waren pionierstropen bezig met het bouwen van opstellingen voor geheime wapens. Die werkzaamheden werden medio maart plotseling stop gezet, hetgeen voor de bevolking een pak van het hart was’
    ‘Dat de verhouding bij de Duitsche militairen gaandeweg slechter werden, bleek eind februari, toen zich op het kantoor der afdeling Terreinen uitvoerders van Perko’s Bouwbedrijf vervoegde, die 15.000 palen opeischten in opdracht van de Wehrmachtskommandantur te Haarlem. Nadat na enkele dagen dralen en informeeren een bosch voor het hakken daarvan was aangewezen, werd de Abschnittskapitän te Castricum van het hakken, dat hij aldaar had verboden, in kennis gesteld. Deze was daarover zoo vertoornd, dat hij opdracht gaf het hakken onmiddellijk te beëindigen, waarvan uiteraard prompt gevolg werd gegeven. Dat een degelijk optreden een jaar daarvoor niet denkbaar was, is duidelijk. Niet alleen de Duitschers hebben ons bosch vernield, ook vele burgers hebben daaraan meegedaan. Daar de nood verschrikkelijk hoog was, werd tegen deze menschen door ons politiepersoneel zeer soepel opgetreden. Wel is verschillende malen streng ingegrepen, als bleek, dat het hout eerst gestolen en daarna voor zwarte prijzen verkocht werd’


    ‘Na de bevrijding moesten nog verschillende moeilijkheden worden overwonnen. Een probleem ontstond, toen vele lieden en allerlei instanties nog wilden halen wat er te halen was. De militaire barakken, torens, bunkers, versperringen, enz., werden als oorlogsbuit beschouwd en een ieder trok aan een eind. Op de meest ergelijke manier werd de boel gesloopt en afgevoerd. Zelfs ons eigen materiaal was niet meer veilig en niet dan met groote moeite is het gelukt het eigen materiaal grootendeels te behouden’
    ‘Uit alle bunkers en onderkomens zijn kozijnen en raampjes weg gesloopt. Bij dit werk heeft men zich in het geheel niet afgevraagd, of deze schuilplaatsen voor een of ander doel zouden kunnen worden gebruikt. Met de autoboxen en houten onderkomens was het niet anders gesteld’
    ‘De terreinen konden met het oog op de daaraan verbonden gevaren nog niet voor het publiek worden opengesteld. Talrijke malen moest het publiek worden teleurgesteld en uit het duin worden gehouden. Dit was uiteraard geen gemakkelijke en dankbare taak’
    ‘Om paal en perk te stellen aan de houtdiefstallen werd een ontwerp tot wijziging van de politieverordening samengesteld een aan de besturen van de gemeenten, in wier grondgebied de terreinen zijn gelegen, toegezonden met het verzoek die wijziging te willen aanbrengen’
    ‘Tijdens de bezetting namen de diefstallen steeds grootere afmetingen aan, vooral nadat de Duitschers ook het hakken in de bosschen verboden. Vooral in de terreinen Heemskerk en Egmond werd als gevolg van diefstal door burgers veel schade veroorzaakt’

Uit de jaarverslagen blijkt dat in de eerste 2 jaar van de oorlog hoofdzakelijk schade werd aangebracht door oefeningen en bombardementen in de vorm van bosbranden. De laatste drie jaar bestond voornamelijk uit bouwen van bunkers, aanleg van mijnenvelden en telefoon- en elektriciteitskabels. Veel schade aan bosbouw door het benodigde hout voor onderkomens, telefoonpalen en anti-landingspalen in de weilanden. Zoals de directeur van P.W.N. al beschreef heeft P.W.N. gezien de omstandigheden zich redelijk door de oorlogsjaren heen kunnen worstelen waarbij het eigen personeel en locale bevolking zoveel mogelijk is geprobeerd te helpen in de vorm van voedsel en brandstof.

Na de oorlog werden niet alle soldaten terug gestuurd, het 34ste SS-Divisie (4900 man) en de pioniersbrigade (3300 man) werden te werk gesteld waarbij ze hun eigen verdedigingswerk moesten opruimen, dat gold zeker speciaal voor de landmijnen.
Het 1ste Canadese legercorps had de ‘Nederlandsche regeering toegezegd, dat een detachement van eenige duizenden Duitschers gedurende drie jaar in Nederland zal worden vastgehouden voor het opruimen van landmijnen en boobytraps. Er liggen nog millioenen van deze venijnige wapens in onzen bodem verborgen, vooral in het kustgebied. Men moet er wel op rekenen dat de duinen nog gedurende een jaar of vijf verboden gebied voor het publiek zullen blijven. Door intensief mijnenruimen aan het strand hoopt men echter dezen zomer bepaalde plaatsen voor het badend publiek open te kunnen stellen.

Op 28 maart 1946 laat de directie van P. W.N. weten dat de Provinciale duinterreinen Wijk aan Zee, Heemskerk, Castricum, Bakkum, Egmond en Bergen niet voor publiek zijn opengesteld. Ook op de daarvoor aangewezen paden was verboden deze te betreden. Nadat de Duitsers diverse mijnenvelden in het duingebied tussen Wijk aan Zee en Castricum mijnvrij hadden gemaakt, werden deze tijdelijk opgeslagen nabij de strandopgang van de Kruisbergstrand of Bramendal.


Bron foto's: Archief P.W.N.

     


     





Ook werden direct na de oorlog alle Duitse werken opgetekend door Bureau Registratie Verdedigingswerken (B.V.R.) welke dan toestemming gaf tot de sloop van een bepaalde bunker wanneer zij het behoud ervan niet meer nodig achtte. Bijna alle Duitse werken in de zeereep van het Seefront langs de kust gesloopt door Firma Kruk in opdracht van Rijkswaterstaat omdat deze de bunkers als een bedreiging voor de kunstverdediging zag, d.w.z. slijtage aan de zeereep door stuifgaten en slijtgeulen door stromen. De bunkers gelegen in het duingebied die deel uitmaakte van het Landfront Festung IJmuiden zijn in een periode van 1945 tot 1975 gesloopt. Vele gemetselde bunkers zijn opgeruimd.
Er liggen enkel nog betonnen bunkers en andere vergeten bouwwerken. Zo zijn er nog enkele bunkers te vinden in de Doolhof, de Rellen en zelfs bij de strandopgang van Heemskerk…
Enkele overgebleven bunkers zijn ingericht als vleermuisbunker waarin bijzondere soorten vleermuizen overwinteren.
De bunkers gelegen in de Widerstandnester rondom het waterwingebied zijn rond 1974 opgeruimd.
P.W.N. heeft toen het totale waterwingebied gerenoveerd tot het huidige infiltratiegebied. Het waterwingebied is toen flink uitgebreid in capaciteit.


terug

Geschiedenis van de Atlantikwall Festung IJmuiden
Waterwingebied Duinbeheer en de bezetter
Watervoorziening

Watervoorziening

Hoewel er schaarste begon op te treden voor bepaalde artikelen heeft het PWN haar uiterste best gedaan om toch steeds meer huishoudens op het drinkwaternet aan te sluiten. Zo werd er op 1 september 1941 de 110.000ste aansluiting in Heerhugowaard gevierd met een bescheiden feestje. In heel Nederland werd de industrie in de loop van de oorlog voor een groot deel ontmanteld, machines en materialen van allerlei fabrieken gingen op transport naar Duitsland. De grote walserij van Hoogovens in IJmuiden bijvoorbeeld werd helemaal afgebroken, leeggehaald en vervoerd naar een Duitse Staalfabriek, de ‘Herman Göringwerke’ in Duitsland. Het lot van de demontage bleef de Nederlandse openbare nutsbedrijven bespaard. Basisvoorzieningen als de drinkwater- en de energievoorziening moesten ook in de ogen van de bezetter gewoon doorgaan, al werd op 17 september 1943 wel de watertoren van het gemeentelijke bedrijf in Zandvoort opgeblazen. Maar ondanks dat de installaties en pompen op hun plaats bleven, legde de oorlog wel de ontwikkeling van het PWN lam omdat er nauwelijks voldoende materiaal was om het normale onderhoudswerk te verrichten.


Bron foto: Archief P.W.N.



    ‘De materiaalvoorziening ging met veel moeilijkheden gepaard. Op dit gebied verrichte de Commissie voor Materiaalvoorziening voor Waterleidingbedrijven (C.M.W.) aan het einde van 1940 ingesteld door de Vereeniging voor Waterleidingsbelangen in Nederland zeer nuttigen arbeid als bemiddelende instantie tusschen de Bedrijven en de verschillende Rijksbureaux. Door de Organisatie-commissie voor het Bedrijfsleven werd op 8 October 1941 ingesteld de Vakgroep Waterleidingbedrijven als onderdeel van de Bedrijfsgroep Openbare Nutsbedrijven, waarvan de C.M.W. thans een advies-instantie is. De Bedrijfsgroep Openbare Nutsbedrijven is ingedeeld bij de Hoofdgroep Industrie der Bedrijfsorganisatie. Gedurende het verslagjaar was veel contact vereischt met het van Rijkswege vastgestelde Bureau Openbare Nutsbedrijven en vele andere Rijksbureaux, die zich met materiaalvoorziening bezig houden. Het behoeft wel geen betoog, dat aan dit door de bijzondere tijdsomstandigheden noodige contact veel extra werk verbonden was’.

Ten behoeve van den uitbreiding van hoofd-, distributie, en dienstleidingen werden de navolgende materialen aangekocht:
    - 121½ ton gietijzeren buis (ter wijdte van 300 mm),
    - 60 ton gietijzeren buis (ter wijdte van 100 mm),
    - 500 m Rhenania-buis 1 1/8” en
    - 2.500 m Rhenania-buis 1/2”

    ‘Met het steeds krapper toegemeten materiaal moeten thans bovendien de in verband met luchtaanvallen gewenschte noodverbindingen tot stand worden gebracht. Niet alleen de oorlogstoestand maar ook zoowel de winter als 1940-1941 als de winter 1941-1942, voor zoover deze tijdsvakken in het verslagjaar vielen, baarden de bedrijfsleiding zorg. Zoo veel mogelijk werd waterverspilling door lekken tengevolge van vorst en het laten doorstromen van de kranen bestreden, doch ook deze bestrijding ondervond speciale moeilijkheden o.a. tengevolge van de eveneens sterk beperkte vervoersmogelijkheid’.

Voor het personeel veranderde tijdens de oorlog ook het een en ander. Een aantal medewerkers werd in het kader van de Arbeitseinsatz gedwongen te gaan werken in Duitsland, sommigen waren ondergedoken, onderling werd het werk overgenomen. Op het laatst van de oorlog werd de stroomvoorziening steeds slechter en kon het PWN maar enkele uren per dag pompen. Bovendien moest een deel van het water worden afgestaan voor de waterbunkering van de Duitse stoomlocomotieven. De mijnenvelden waren voor het personeel een reëel gevaar, ook al was bekend waar zij lagen. Sommige bedrijfscomplexen boden echter bescherming. De pompstations van Bergen, Castricum en Wijk aan Zee bleken vaak een veilige schuilplaats bij razzia’s, klopjachten van de Duitsers op jonge mannen om ze op te pakken voor de werkverschaffing. De directie van het PWN probeerde van af het begin ‘iets’ te doen voor het personeel. Dat lag vooral in de sfeer van voedsel- en brandstofvoorziening. Op het Wolfsveld bij Bakkum was twee hectare duin omgezet in een roggeveld, het zogenoemde ‘Roggeplan’. Ook de teelt van aardappelen, bruine bonen en aardperen was bedoeld voor het personeel. Van de op aardappels lijkende aardperen werd in die tijd stroop gekookt. Door het hele duingebied maakten de Duitsers kapstroken van 10 tot 50 meter breed. Het beste hout voerden zij af voor eigen gebruik, de rest bleef liggen. Het op de grond liggende hout werd voor weinig verkocht aan het personeel, burgers, gaarkeukens en boterfabrieken.

In verband met de in september 1944 uitgebroken spoorwegstaking en het nagenoeg geheel uitvallen van de auto-vervoersdienst, werd een koeriersdienst ingesteld, teneinde enig contact te kunnen onderhouden met de districtskantoren, pompstations en de administratieve bescheiden uit te wisselen. Die koeriersdienst werd op voortreffelijke wijze, vaak met levensgevaar, onderhouden. Het PWN is er, gelet op de buitengewoon moeilijke omstandigheden, als geheel genomen goed uitgekomen. Weliswaar is het PWN door het gedeeltelijk uitvallen van de elektriciteitsvoorziening verplicht geweest grote delen van het voorzieningsgebied van watertoevoer af te schakelen, maar dat is slechts van korte duur geweest. In begin 1945 werd de kolenpositie steeds moeilijker. In verband daarmee is getracht ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening het PWN in de hoogste klasse van het prioriteitenschema geplaatst te krijgen. Die pogingen werden met succes bekroond. De toewijzingen waren echter zodanig, dat uiterste bezuiniging geboden was. Verschillende maatschappijen werden dan ook getroffen om een evenredige bezuiniging van het waterverbruik te bewerkstelligen. De burgemeesters van de bij het PWN aangesloten gemeenten hebben over het algemeen begrip getoond voor de noodzakelijkheid van bezuiniging. Daardoor daalde het waterverbruik aanzienlijk en werd nog verder ingrijpen overbodig. Voor wat het gebied ten Noorden van het Noordzeekanaal betreft, werd het bedrijf aan de pompstations Bergen en Castricum door dieselmotoren overgenomen. Daarbij werden veel moeilijkheden ondervonden, in plaats van de vereiste dieselolie werd teerolie beschikbaar gesteld, waarvan vervuiling op de kleppen zodanig was, het gevolg was, dat het slechts mogelijk om per etmaal 8 uur te draaien, de overige tijd moest aan schoonmaken worden besteed.


In het jaarverslag van 1964 wordt er een algemene terugblik op de periode van 1940-1945 geschreven.

Het P.W.N. in bezettingstijd

    ‘In deze maand (mei 1964) herdenken wij de bevrijding van ons land van het Duitse bezettingsleger. Radio en televisie zullen ons de gehele tragiek wel weer in herinnering brengen. Ons voorzieningsgebied bracht het na de eerste bombardementen op 10 mei 1940 er nog goed af. In die dagen werd geen schade aan ons duinterrein en het buizennet toegebracht. Het was een gelukkige omstandigheid voor het bedrijf en niet in de minst voor de mensen zelf dat de 30 personeelsleden, die gedurende de oorlogsdagen in militaire dienst waren, allen na de capitulatie ongedeerd hun werkzaamheden konden hervatten.’
    ‘De kampeerders op ons kampeerterrein reageerden direct op de ingetreden oorlogstoestand. Op 10 mei 1040 stonden er 130 tenten in het kamp. De helft van de kampeerders braken echter hun tent af, mede door het gebrek aan petroleum (nodig voor het bereiden van maaltijden e.d.) en in verband met de verduisteringsmaatregelen.’
    ‘Onder invloed en met steun van de bezetter kwamen spoedig in de provinciale bestuursorganen grote personeelsverschuivingen in Nationaal Socialistische richting tot stand.’
    ‘Het jaar 1941 stond in het teken van moeilijkheden met de materiaalvoorziening en personeelsoefeningen met luchtbeschermingsmateriaal. De toegang tot het kustgedeelte werd verboden verklaard. Dit leverde moeilijkheden op bij het opnemen van de waterstanden. Intussen werd de Vereniging voor Waterbelangen opgeheven en de Bedrijfsgroep Openbare Nutsbedrijven ingesteld, waaronder de inmiddels opgerichte Vakgroep Waterleiding ressorteerde.’
    ‘In 1942 registreerde ons jaarverslag dat de ziekte-coëfficiënt van het personeel in bedenkelijke mate toenam en dat het aantal ongevallen steeg. Personeelsleden werden door de arbeidsbureaux opgeroepen en in aanmerking gebracht voor uitzending naar Duitsland. Het onttrekken van technisch personeel had voor ons bedrijf ernstige gevolgen. Ook het wachtlopen op last van de Duitse politie had voor ons bedrijf uitwerking op de arbeidsprestatie. De voedselsituatie, die de physieke gesteldheid van het personeel nadelig beïnvloedde, speelde bij een en ander een rol van betekenis. Een ‘voordeeltje’ voor het personeel was de opbrengst van de geteelde rogge in de duinterreinen. Deze opbrengt werd met toestemming van de Provinciale Voedselcommissaris onder het personeel verdeeld. Ook de uitreiking aan alle provinciale ambtenaren van appels en peren uit de proeftuin te Ilpendam viel in goede aarde. Daarvoor moest wel hard worden gewerkt, want in groepen werden personeelsleden per autobus naar Ilpendam vervoerd om aldaar de voedselvoorzienig voor ons veilig te stellen.


Bron foto: NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie)

     


Toen in September 1944 de spoorwegstaking -welke duurde tot de dag der bevrijding- uitbrak en de autovervoersdienst nagenoeg geheel uitviel, werd een koeriersdienst tussen het hoofdkantoor en de buitendienst ingesteld. De hiermede belaste ambtenaren trotseerde dikwijls ruw weer en grote gevaren om de poststukken van de verschillende kantoren naar het hoofdkantoor en omgekeerd van het hoofdkantoor naar de verschillende districtkantoren en pompstations over te brengen. De razzia’s namen toe. Vele jongeren besloten zich schuil te houden. Het gevolg daarvan was dat op den duur van een regelmatige arbeid geen sprake meer kon zijn. In 1944 waren 264 personeelsleden wegens ongeval of ziekte voor kortere of langere tijd afwezig. De totale personeelsbezetting bedroeg in dat jaar 311 man.’
    ‘De vervoersdienst van ons bedrijf werd in deze oorlogsjaren geheel ontwricht. Nadat er schaarste aan benzine kwam reden de vrachtwagens met antraciet- en turf-generatoren, persgas- en methyleen-installaties uitgerust met alle nadelen daaraan verbonden. Vervoer per fiets, dat in stijgende mate als laatste redmiddel diende, werd steeds meer bemoeilijkt door het bandenvraagstuk. Houten vervangingsbanden traden in plaats van de rubber banden. De Duitsers vorderden nog het laatste restantje benzine eveneens een groot aantal motorvoertuigen. Door beschieting uit de lucht werden vrachtwagens buiten bedrijf gesteld.’
    ‘Door de bom- en granaatinslagen had ons buizennet veel te lijden. Er waren o.m. verschillende bombardementen op het vliegveld Schiphol. In 1943 traden 32 buisbreuken in de naaste omgeving daarvan op. Een 250 mm asbest-cementen leiding in de gemeente Wognum werd vernield tengevolge van een daarop neergestort vliegtuig. Het technisch personeel werd hoe langer hoe meer geïnstrueerd hoe te handelen in noodgevallen. Het bedrijf plaatse zich daarbij op het standpunt dat alle maatregelen moesten worden genomen om de centrale drinkwatervoorzienig in geval van oorlogshandelingen zo spoedig mogelijk weer te doen functioneren, doch in gevallen van langdurige stagnatie aan de gemeentelijke overheden de zorg voor het verstekken van nooddrinkwater over te laten. In verband daarmee werden aan de gemeentebesturen desinfectie tabletten ter beschikking gesteld.’
    ‘Door de evacuatie van zeer vele aangeslotenen had ons bedrijf in administratief opzicht veel en velerlei bemoeiingen. Dat was ook een financieel vraagstuk voor het bedrijf doordat de evacuatie in vele aangesloten percelen een meergezinsbewoning ten gevolg had. Het bedrijf moest zich derhalve een vrij belangrijk inkomstenderving en veel administratieve rompslomp getroosten.’
    ‘Op 17 april 1945 des middags om kwart voor twaalf werd de Wieringenmeerdijk opgeblazen. De dijk werd hierdoor plaatselijk volkomen vernield en het IJsselmeerwater kon de polder binnenstromen. Tevoren was het leidingnet van het P.W.N. afgesloten. Het ongelooflijke werd werkelijkheid. De zojuist drooggelegde en opgebouwde Wieringenmeerpolder met haar reeds gevestigde bevolking, haar boerderijen en dorpen werd prijsgegeven aan de verwoestende werking van het aanstromende water. Het leidingnet kon eerst weer in 1946 in gebruik worden genomen.’
    ‘De Duitsers zagen wel in dat zij de strijd verloren hadden. Op 30 april 1945 mochten de geallieerden vliegtuigen voedsel boven Nederland uitwerpen, terwijl ook op andere wijze voedsel mocht worden aangevoerd. Enige dagen daarvoor had onze personeelsafdeling nog ‘haver’ gedistribueerd voor consumptie. Toch duurde het nog tot 5 mei 1945 voordat de bevrijding kwam. Het Duitse leger legde de wapens neer. Wijlen onze directeur, Ir. B.F. van Nievelt, verzamelde op 7 mei 1945 het personeel om zich heen voor het houden van een ontroerende toespraak. Diepe ernst bezielde hem en ons, omdat vijf lange jaren van onderdrukking, knechtschap en ontrechting, van aftakeling onzer levenswaarden en gebrek aan geestelijk en materieel voedsel onuitwisbare indrukken bij ouderen ons hadden achtergelaten. Temidden van ruines, berooid en uitgeput herdacht de directeur een aantal goede kameraden onder de leden van het personeel, die het slachtoffer waren geworden van oorlogshandelingen of daarmee direct verband houdende gebeurtenissen.’

    ‘Op 5 Mei a.s. herdenken wij onze bevrijding.’

P.W.N. ontviel tijdens de oorlog 5 personeelsleden.


Bron foto's: Historische Kring Heemskerk

     



Geschiedenis van de Atlantikwall Festung IJmuiden
Waterwingebied Duinbeheer en de bezetter
Watervoorziening


terug